Uit Petersburg.
De heer M. Mohr, onze Vertegenwoordiger, schrijft d.d. 1 Dec. 1916:
De door U mij toegezonden oproeping om steun aan ‘Volksopbeuring’ en aan het ‘Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde’ heb ik aan den kerkeraad der Ned. Herv. Kerk alhier voorgelegd met het verzoek om een bijdrage; tengevolge daarvan heeft genoemde raad, zooals de predikant mij meedeelde, frs. 5000. - toegestaan.
De Nederlandsche Vereeniging alhier is, daar hare statuten niet waren goedgekeurd, tijdelijk met het oog op den oorlogstoestand gesloten; wij zijn nu bezig het reglement voor de overheden te brengen om officieele goedkeuring te verkrijgen. Zoodra zulks geschied zal zijn, hopen wij weer een clublokaal te openen. Het laat zich wel aanzien, dat, vooral na den oorlog, er weer heel wat leven in de Nederlandsche kolonie zal komen.
Het bondsbestuur zal er ten slotte belang in stellen te hooren, dat wij bereikt hebben, dat er op de school der drie gereformeerde gemeenten alhier, reeds het tweede jaar aan Nederlandsche kinderen onderwijs in de Nederlandsche taal, vaderlandsche geschiedenis en aardrijkskunde van Nederland gegeven wordt, terwijl de Kerk een tweede onderwijzeres heeft aangenomen voor huisonderwijs aan kleine kinderen.