Afdeeling Berlijn.
Op Donderdag 31 Aug. van dit jaar, waren in de ‘Blauwe Zaal’ van het Lehrervereinshaus te Berlijn ongeveer 80 personen, voor het meerendeel Nederlanders met hunne dames, bijeengekomen, om gezamenlijk den geboortedag te herdenken van H.M. onze geëerbiedigde Koningin Wilhelmina.
Het ons welbekende zaaltje was ter eere van den dag met de Nederlandsche driekleur, benevens sparregroen en Oranjedoek, keurig versierd en daartusschen het portret van H.M. op een piedestal geplaatst. Bij den ingang werd, door een lieve Hollandsche jonge dame, elk der binnenkomenden een oranjestrikje op de borst gespeld.
Onder de aanwezigen bevonden zich verscheidene ‘oude kennissen’, die voor deze gelegenheid weer eens kwamen opdagen en ook bestond er gelegenheid tot ‘nieuwe kennismaking’ onder landgenooten.
Na de gewone begroetingen nam de heer J.C. Ruijs onze onder-voorzitter, het woord en hield eene korte toespraak, waarin hulde werd gebracht aan onze Vorstin, met de bede, dat zij nog langen tijd voor ons vaderland moge gespaard blijven en zij het Schip van Staat in deze stormachtige tijden, moge voeren in veilige haven.
Daarop werden door de aanwezigen eenige vaderlandsche liederen aangeheven, waarna het muzikaal gedeelte van den avond werd geopend met een solo voor viool, door den jongenheer Nel, met pianobeleiding. De knaap verwierf voor zijn spel welverdiende toejuiching.
De heeren Visbeek, Van Leeuwen en Van der Sanden gaven elk een paar humoristische voordrachten ten beste, waarvan vooral de ‘Dorpsklokluider’ zeer in den smaak viel. Tegen het einde van den avond werd er door de heeren Van Dinteren, vader en zoon, een heerlijk duo voor piano en viool ten gehoore gebracht.
Ten besluit een dansje en een vaderlandsche ‘Stoelenpolonaise’ en toen werd het hoog tijd om naar huis te gaan, wilde men nog de laatste trams en treinen halen. Dit feestje, hoe bescheiden ook op zichzelf, liet bij allen de aangenaamste herinnering na en op de later door mij gedane navraag bij velen kreeg ik ten antwoord:
‘He ja, menheer, daar was het nu eens recht gezellig!’
Men wil in deze zorgvolle tijden wel een oogenblik verpoozing!
De eer van het welslagen van het feest komt in hoofdzaak toe aan den heer Ruijs, die daarvoor moeite noch tijd heeft ontzien.
Brengen wij hem en zijn medewerkers openlijk daarvoor onzen dank!
J. KNOL, waarn. secretaris.
Charlottenburg, 11 Sept. 1916.