West-Indië.
Suriname.
Er is over deze kolonie onlangs een aardig boekje verschenen van den onderwijzer Herm. J. Jacobs te 's-Gravenhage, getiteld: ‘Suriname, Aardrijkskundig Leesboek’, en uitgegeven bij J.B. Wolters te Groningen.
In zijn voorbericht deelt de schrijver ter loops mede, dat hij zelf in de kolonie bijna drie jaar is geweest en bij de samenstelling tal van bronnen heeft geraadpleegd. Zijne bedoeling is op de school meer belangstelling te wekken voor deze ‘meest Nederlandsche kolonie’, zooals haar, ook naar zijne meening, zoo ruimschoots toekomt.
Wij hebben dit boekje van 120 bladzijden met genoegen gelezen. De schrijver heeft juist waargenomen en goed geluisterd en zijne indrukken blijkbaar dadelijk op schrift gesteld. Groote frischheid kenmerkt het boekje, een eigenschap, welke het lezen aantrekkelijk maakt, zoowel voor iemand, wiens herinneringen van het zelf doorleefde door het lezen weder herleven, als voor de jeugd, zoo rijk aan verbeeldingskracht, voor wie het niet moeilijk is zich al lezende in het verre, warme, maar mooie land verplaatst te denken. Een groot aantal plaatjes bij den tekst maken op aangename wijze aanschouwelijk wat de schrijver vertelt.
Na een zeer kort historfsch overzicht, behandelt de heer Jacobs in groote trekken den slaventijd en de opheffing der slavernij met de daarop gevolgde immigratie, eerst van Chineezen, daarna van Britsch Indiërs en sedert 1890 van Javanen, om dan eigenlijk met zijn lezer pas op reis naar Suriname te gaan en te vertellen van de wederwaardigheden op zoo'n reis.
Eenmaal in de kolonie aangekomen, voert hij zijn lezers door de stad Paramaribo en doet hen kennis maken met de stad en hare bevolking. Daarna neemt hij ons mede op verschillende bezoeken, eerst naar de Indianen, dan naar de Boschnegers, daarna naar eene cacao- en koffieplantage, waarbij ook gelegenheid gevonden wordt om het een en ander over de bananen- en de suikercultuur te vertellen.
Eindelijk geleidt hij den lezer met den spoorweg naar het binnenland om eenige indrukken te geven van de aldaar beoefende balata- en goudindustrieën.
Wij wenschen met den schrijver dit boekje in veler handen, want het brengt de kolonie Suriname dichter bij het jonge Nederlandsche volk, en wij meenen nog altijd, na 25-jarige ervaring, in tegenstelling met de meening van velen, die de kolonie slechts oppervlakkig leerden kennen, dat de nadere kennismaking zoowel voor Nederland als voor de kolonie nuttig kan zijn.
Enkele opmerkingen houde de schrijver ons ten goede. De titel: ‘Aardrijkskundig leesboek’ deed ons iets anders van den inhoud vermoeden, dan het boekje werkelijk geeft. Wij vonden prettig geschreven ‘indrukken van land en volk’. Nu weten wij wel dat aardrijkskunde tegenwoordig veel meer omvat dan dertig jaar geleden en, in dien ruimsten zin opgevat, zou de titel verdedigd kunnen worden, maar toch missen wij noode in zoo'n boek eenige mededeeling over de uitgestrektheid van het land, over de geaardheid van den bodem, over het zeer eigenaardige rivierstelsel, - bijna alle rivieren loopen tot aan de kust in de richting Zuid-Noord, om dan zeer sterk naar het Westen om te buigen en in westelijke richting in zee uit te monden -, over de indeeling van de kolonie, over het klimaat, over de warmte enz. Op dezelfde wijze als zijne andere beschrijvingen, zou de heer Jacobs ons mede hebben kunnen nemen op een reis naar het aardige plaatsje Albina, aan de Marwijne gelegen, de oostelijke grensrivier van de kolonie en via Coronie naar Nieuw-Nickerie, in de nabijheid van de naburige Engelsche kolonie Britsch-Guyana of Demerary gelegen.
Van het leven en den arbeid van de eigenlijke Surinaamsche bevolking, de kleurlingen, allen zoo verscheiden van kleur naar gelang van hunne afstammtng van Europeanen of Joden of Chineezen, Indianen of Britsch-Indiërs, zouden wij wel gaarne iets vernomen hebben.
Ook de bijgevoegde kaart laat aan duidelijkheid wel iets te wenschen over. Het is een blinde kaart waarop de plaatsnamen alleen met letters zijn aangegeven, die men eerst al lezende begrijpt.
Bij het hoofdstuk over de slavernij had met een enkel woord er aan herinnerd kunnen zijn dat de slaven wel in eens vrij werden, maar toch nog 10 jaar onder Staatstoezicht zijn gebleven en in dien tijd tot arbeid op hunne plantage verplicht bleven.
Dat de immigrantenwoningen, in 't algemeen genomen, den naam van hokken verdienen, achten wij onjuist en onbillijk. Er is te veel toezicht, ook van