Neerlandia. Jaargang 20
(1916)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
Mededelingen van de Taalkommissie en staaltjes uit het archief van Holland op z'n malst.De wereldoorlog, die ons zoveel leert, zal nu ook wel de meeste Nederlanders tot het inzicht hebben gebracht, dat een eigen taal meer is dan een voorraad woordjes door een groep mensen willekeurig bijeengebracht om elkander als bij afspraak gedachten, meningen, wensen te kunnen mededelen. Al zijn velen, te velen deze opvatting helaas nog toegedaan en halen zij dus minachtend de schouders op voor een Algemeen Nederlands Verbond, dat in hun ogen enkel een vrij onnut taalverbond is, de meerderheid van ons volk moet zich nu wel afgevraagd hebben waarom dan toch de Duitsers, deze machtige natie, nog zó hun best doen hun taal van vreemde smetten vrij te houden en aan de Sleeswijk-Holsteiners, de Polen, de Elzassers en Lotharingers op te dringen, waarom de Vlamingen er zó veel prijs op stellen hun kinderen in hun moedertaal te doen onderwijzen, waarom de Polen zó opgewonden jubelend het onderdrukte Pools weer de plaats doen innemen van het onderdrukkende Russies. En die meerderheid moet tot de slotsom gekomen zijn, dat alleen in een eigen taal een nationaliteit volkomen tot uiting kan komen, dat het verliezen of laten verbasteren van die taal betekent het ten ondergang doemen of laten verbasteren van het nationale karakter. Dat het besef van deze waarheid niet leiden mag tot het miskennen van een andere waarheid, die luidt: elke taal heeft soms behoefte aan vreemde woorden, die dan bastaardwoorden heten en allengs burgerrecht verkrijgen, is duidelik; maar niet minder duidelik is 't, dat die vreemde woorden niet door slordigheid, gemakzucht, of, wat nog erger is, door dwaze en karakterloze aanstellerij als iets biezonder moois en goeds mogen worden ingehaald en gekoesterd. Ingesteld om voor een goed gebruik en een doelmatige verzorging van de eigen taal zoveel mogelik te waken heeft de Taalkommissie, die aanvankelik Vreemde-woorden kommissie heette, door sommigen Waakzaamheid-kommissie werd genoemd en nu eindelik haar tegenwoordige naam zelf gekozen heeft, onder leiding van Professor Verdam sedert 1912 haar werkzaamheid gestadig voortgezet. De kommissie werkt echter niet alleen gestadig; maar ook langzaam en voorzichtig. Misschien is dit sommigen een doorn in 't oog; mij lijkt het voor ons doel van groot belang te zijn. Want terwijl wij alleen door een taai volhouden ons volk kunnen doordringen van het besef, dat het de waardigheid van zijn eigen taal dient op te houden, moeten wij er voor oppassen, dat volk noch te vervelen door een zeurig voorthameren op een zelfde aambeeld, noch te belemmeren in zijn vrije uitingen door een nutteloos verbieden van zichopdringende, bruikbare woorden. Wij hebben beloofd geen taalpolitie te zullen worden en al weten wij heel goed, dat de Nederlandse afkeer van politiemaatregelen lang niet altijd gepaard gaat, zoals behoren zou, met de zucht om uit eigen beweging het goede te willen en te doen, wij zullen woord houden en niemand recht of reden geven ons voor een taalpolitie uit te maken. Of zulk een taalpolitie niet - zij 't tijdelik - nuttig zou kunnen werken, blijft een andere vraag. Is 't niet allerdwaast - vreemdelingen, die wat Nederlands kennen; maar aan Nederlandse dwaasheden nog niet gewend zijn, vinden 't zelfs haast ongelofelik - dat wij, die toch wedrennen hebben, van races en courses spreken, dat wij ravages gebruiken voor verwoestingen, abri's voor schuilplaatsen, route voor weg? En hoeveel andere dwaasheden komen wij niet tegen bij onze rechtsgeleerden, onze muziekbeoordelaars, onze geneesheren en vooral onze mannen van de dagbladpers! Is 't ook niet onzinnig voor kruk het woord handel te gebruiken, dat nu eenmaal een gans andere betekenis bezit, voor gedenkteken denkmaal te schrijven, voor preek predikt, voor potlood loden stift, voor wond blessure, voor zielsziek geesteskrank, altemaal vreemde woorden, waaraan in 't geheel geen behoefte bestaat? En wat te denken van Nederlanders, die in staat zijn neer te schrijven: alles gelijkent zich uit; de in te slagen weg; waar de rede van is? In onze Tweede Kamer heeft men zonder enig protest de verklaring aangehoord: gewone Hollandse woorden worden vaak niet gekend, terwijl een vreemde uitdrukking voor de grote massa de schijn van bekendheid geeft. Wel een bewijs, dat bij heel wat Nederlanders, door het aanleren en gebruiken van veel vreemde talen, het taalgevoel al volkomen is verstompt. En ziet men niet in hoe dit verstompen van het gevoel voor de eigen taal, als 't niet tijdig wordt tegengegaan, onvermijdelik er toe leiden moet Bismarck's voorspelling tot waarheid te maken, dat Nederland zich zelf wel annexeren zal? Om goed te beseffen hoe bespottelik wij ons soms aanstellen behoeft men zich maar eens af te vragen of wij, Nederlanders, niet zouden lachen, als wij een Fransman hoorden zeggen: Permettezmoi de vous offrir mon Regenschirm, of een Duitser: das fällt mir mit. Maar ik zou u spreken over het werk van de Taalkommissie. Al meer dan eens heeft men ons gevraagd mede te delen hoe wij eigenlik te werk gaan. Op die vragen heb ik telkens geantwoord: laat men ons opgeven welke vergrijpen tegen het juiste gebruik en tegen de waardigheid van onze taal men gaandeweg ontdekt en wij zullen overwegen wat in elk biezonder geval daartegen te doen is. Daar wij echter nog altijd niet genoeg medewerking mochten vinden, wil ik nu even vertellen wat ieder der kommissieleden al zo heeft verricht en nog bezig is te doen. Dat mijn medeleden dit klappen uit de school niet van mij goedkeuren weet ik; maar ik doe het toch. Ten eer ste, in de overtuiging, dat zij zich alleen hebben verzet uit overgrote bescheidenheid; ten tweede in de hoop, dat ik een belangstelling bij u kan wekken, die ons meer medewerkers zal verschaffen. Sedert 1912 dan is Professor Verdam voorzitter van onze kommissie en ik geloof, dat het Verbond | |
[pagina 78]
| |
bezwaarlik een betere keuze had kunnen doen. Want Professor Verdam is noch een dweepziek ijveraar, een zogenaamde ‘purist’, die al, wat ons vreemd klinkt, uit de taal zou willen verbannen zonder te bedenken, dat menig tans gewoon klinkend woord toch vroeger uit de vreemde tot ons is gekomen, noch een lauwe, om niet te zeggen: onverschillige, die uit gemakzucht de leer huldigt: de taal wordt gemaakt door het sprekende volk; bezigt dit volk liever bastaardwoorden dan Nederlandse, welnu dan hebben wij die bastaardwoorden zonder verzet te aanvaarden. Professor Verdam heeft hart voor de taak, die wij hebben te volbrengen; wat hij al getoond heeft door de samenstelling van de lijst van Nederlandse woorden ter vervanging van op buro's gebruikelike vreemde termen. Dat van die lijst een druk gebruik wordt gemaakt, kon onze Sekrearis vaststellen niet alleen uit de grote vraag naar die lijst; maar ook uit zijn persoonlike ervaring als ambtenaar. Dank zij het nationaal-voelen van onze minister van koloniën moeten zijn ondergeschikten alle onnodige bastaardwoorden in hun stukken vermijden en werden zelfs in zijn ministerie de buro's vervangen door kantoren, de sjefs van afdelingen door hoofden. Geen wonder dus, dat er van de woordenlijst binnenkort een nieuwe druk zal moeten komen, die dan belangrijk uitgebreid en hier en daar verbeterd zal worden. Dat de Sekretaris, de heer Gerdes Oosterbeek, een belangrijk aandeel heeft in elke taak, die de Kommissie op zich neemt, spreekt van zelf. Overigens bewerkt Dr. van Weel met hem de mededelingen, die in Neerlandia maar al te dikwels Holland op z'n malst laten zien; maar, naar wij hopen, allengs plaats zullen maken voor louter staaltjes van Holland op z'n best. Ook heeft de Sekretaris de rondzendbrief klaar gemaakt, die nu op aanvraag te verkrijgen is en op ruime schaal moet worden verspreid. De bedoeling is echter geenszins, dat zij, die belangstellen in ons streven, eenvoudig deze brief per post zullen verzenden. Integendeel hopen wij, dat men in andere steden zal handelen als in den Haag, waar wij hen, die zondigden tegen het belang van onze taal, persoonlik bezochten, toespraken en dan de brief achterlieten als aanleiding om over het gesprokene nog eens rijpelik na te denken. Door aldus op te treden hebben wij in de Residentie de kleermakers, kappers en schoenmakers in ere hersteld, ja zelfs een voetkandige schoenmaker en een uurwerkmaker zien opduiken. Weerstand bieden nog de meeste ‘confiseurs’, ofschoon wij toch al banketbakkers bezitten. En vreemd is 't, dat bij de kappers ook nog altijd het haars nijden standhoudt, hoewel ik nog geen kapper ontdekt heb, die beproefde iemands haren op een andere wijze korter te maken dan door het knippen met een schaarGa naar voetnoot*). Op aandringen van een lid van de Haagse Afdeling poogden wij ook door te dringen in de schaakwereld en daar de torens weer door kastelen, de dame door een koningin, de lopers door raadsheren te doen vervangen; maar uit deze strijd ben in persoonlik met de kous op de kop naar huis teruggekeerd. Nadat ik op raad van een schaker mij, met een zeer beleefd verzoek om voorlichting en steun, tot twee mannen van invloed in de schaakwereld gewend had, kreeg ik... niet eens antwoord. Sarcey beweerde indertijd, dat elk beroep zijn eigenaardige eerlikheid bezit; misschien heeft elke kunst haar eigenaardige belefdheid. Een volgende poging bij een derde schaker gewaagd verschafte mij wel een antwoord, zelfs een beleefd antwoord; maar dat antwoord luidde: wij willen internationaal verstaanbaar wezen en zijn daarom van zuiver Nederlandse termen niet gediend. Voor schakers is dus het Esperanto aan te bevelen, een taal die misschien nuttig is; maar tevens karakterloos. Beter zijn wij... ik moest liever zeggen: is Juffrouw van de Graft... opgeschoten met een Nederlandse namenlijst van spijzen. Overtuigd, dat nagenoeg geen mens weet wat hij te eten krijgt wanneer hij leest: Poularde Henri IV, Suprèmes de Soles à la Joinville of dergelike uitdrukkingen, willen wij opstellen een Nederlandse lijst van namen van gerechten. Dat die lijst niet gauw klaar kan komen, zal ieder begrijpen, die weet, dat wij... of liever dat juffrouw van de Graft die hulp gevonden heeft bij Mevrouw Bogaert en hulp verwacht van andere dames... 16 à 17000 namen van gerechten te verwerken heeft. Ik zelf heb in tweede aanleg mij al door 425 soepen, 260 sausen en 315 voorgerechten heen gewerkt. Ondertusschen heeft de voorzitter een begin gemaakt met de samenstelling van een lijst van echt Nederlandse voornamen. De behoefte aan zulk een lijst deed zich gevoelen, toen in den Haag een ambtenaar weigerde de oud-Nederlandse naam Godschalk als voornaam in te schrijven, omdat Godschalk een familienaam zou wezen. Alsof wij niet reeds Herman, Françoise, Frans, Robert, Cornelis en andere namen bezaten als voornamen en als familienamen tevens! Aan de zuivering van de duistere taal van het verzekeringswezen durven wij ons niet wagen, eer de vakmannen ons eerst de termen en zinnen zullen hebben verschaft, die aan hun eisen voldoen. Staan die eenmaal vast, dan kunnen wij beproeven daar zo nodig wijzigingen in aan te brengen. Eveneens hopen wij eenmaal op de taal van de militaire reglementen en kommando's invloed te kunnen oefenen; maar ook dit zal bezwaarlik kunnen geschieden zonder de hulp van mannen van het vak, dus van militairen. Over de vraag welke taal door onze diplomaten in het internationaal verkeer moet worden gebruikt, hebben wij een verslag ingediend en daarbij aangetoond, dat de bewering, waarmede wij door onze regering werden afgescheept als zou deze taal altijd de Franse zijn, onhoudbaar is gebleken. Ten slotte veroorloof ik mij u enige staaltjes van taalverknoeiïng en taalmisbruik aan te bieden, die | |
[pagina 79]
| |
naast de bovengenoemde de vraag zouden wettigen: hebben wij eigenlik geen taalpolitie nodig? Wanneer het Herbarium te Leiden, een rijksinstelling, geschenken ontvangt van Nederlanders krijgen de gevers een bedankje in... het Engels. Onze Rijks hogere land-, tuin- en boschbouwschool te Wageningen verzendt brieven, waarop staat: Geologisches Laboratorium der Landwirthschaftlichen Hochschule. Het buro voor handelsinlichtingen te Amsterdam schreef vóór de oorlog aan Vlamingen nog altijd in het Frans met het gevolg, dat tal van Vlamingen met dat buro niets meer te maken willen hebben. Tussen Amsterdam en Emmerik, dus over Nederlands grondgebied, liep vóór de oorlog een eetwagen, van waar uit in het Duits de schriftelike mededeling in de trein werd verspreid, dat er een ‘Speisewagen’ aanwezig was. In andere landen is de Compagnie internationale minder driest, omdat zij wel weet, dat andere volken zich een dergelike miskenning van de landstaal niet zouden laten welgevallen. Wij, die ons laten voorstaan op een karakterloos ‘cosmopolitisme’, vergeten maar al te zeer, dat Kant gezegd heeft: wie zich tot worm maakt, mag niet klagen als hij vertrapt wordt. Een firma uit Zandpoort, die Nederlandse klanten met ‘Esquire’ betitelt, schrijft bewijzen van ontvangen betaling op briefkaarten met Franse tekst. Op een tochtje door ons land las ik-zelf de aankondiging: hier worden aangezichten gepost. Anderen vonden er behalve ‘tailleurs pour hommes, femmes et uniformes’ nog ‘diplomatic tailors’. Of deze heren ons de vurig verlangde vrede zullen brengen dan wel juist oorlogsspionnen zijn, is mij helaas onbekend gebleven. Ziehier nu nog enkele, ons toegezonden, aanhalingen uit verschillende bladen: ‘Een nooit geziene veeguit in alle vakken’. Deze zonderlinge uitdrukking komt in de aankondiging van een opruiming voor en vermoedelik hebben we hier te maken met een Germanisme, altans met een woordvorming, die verraadt, dat de schrijver niet Nederlands voelde. ‘Hij leefde stil daarheen’. De goede Nederlander vraagt natuurlik: waarheen en 't is moeilik aan te nemen, dat de schrijver deze vraag wist te beautwoorden. Op een verbastering van Nederlands taalgevoel in Hoogduitse richting wijzen, behalve vroeger aangehaalde uitdrukkingen, ook de volgende: ‘Men gelieve het adres voor te merken’; ‘Maat gevende sijfers’; ‘Pleite’ voor faljiet. Wanneer in een bakkerij worden gevraagd: een ovenist en een patrynist zullen alle Nederlanders, die geen brood bakken, wel geneigd zijn uit te roepen: wat zijn dat voor kerels. En al raden zij gauw wat ovenist moet beduiden, aangaande patrynist zullen zij in twijfel blijven verkeren, totdat ze te weten zijn gekomen wat in het Frans betekent: pétrin. In de stad, waar onze Voorzitter woont, ontzag de Dordrechtsche Courant zich niet haar lezers het volgende staaltje van fraai Nederlands voor te zetten: ‘Klemmend de ontwikkeling der openlucht sport in Dordrecht brengend op het doode punt, deed zich de terreinnood hier gevoelen.’ De arts, die ons dit uitknipsel toezond, fantazeerde hierop: ‘Schreeuwend mijn taalkundig onvermogen leggend aan den dag doet zich mijn breinnood hier gevoelen.’ Over dwaasheden als ‘verontramponeren’, ‘jureren’ (voor beoordelen door een jury), ‘accenticeren’ voor accentueren, ‘reflecteren’ gebruikt voor refereren, enz.: zwijg ik verder maar; doch de ‘chauffeur’, die een baantje ‘accepteerde om entréekaartjes in te nemen’ wil ik toch aan de vergetelheid ontrukken en ten slotte moet ik u nog een merkwaardig staaltje vertellen van de taal, die onze hogere standen zo graag in plaats van hun moedertaal gebruiaen. Niet een Haagse winkelier, die Franse woorden op zijn winkelruiten heeft laten schilderen, maar overigens in het Frans alleen zwijgen kan, neen, een voorname Nederlandse familie, die, verrijkt door de geboorte van een dochter gelukwensen had ontvangen, bedankte voor de betoonde belangstelling met deze echt Franse woorden: ‘Monsieur et Madame X remercient cordialement pour la sympathie, qui leur a été témoignée á la naissance de leur fille.’ En dit bedankje was gericht aan Monsieur le ‘Compte’ met een p; dus aan meneer de rekening. Willen wij van taalpolitie niets weten... goed; maar laat ons dan voor zelftucht ten minste zorgdragen en niet verworden tot de spot van Europa. Wie geacht wil zijn, beginne met zich zelf te achten en achtbaar te wezen. En wie prijs stelt op Nederlands onafhankelikheid, bedenke, dat er geen leger meer zal wezen, om die onafhankelikheid te verdedigen, wanneer eenmaal het nationaal karakter geheel verbasterd zal zijn. Want de Vlaming had gelijk, die schreef: ‘De natie, die zich hare taal laat ontrooven, zal weldra het geheugen verliezen van haar oorsprong, en, als speelbal der burennatiën, zal zij kruipen voor de stem van den eersten veroveraar die op hare grenzen zal verschijnen.’
MARCELLUS EMANTS. |
|