Zuid-Afrikaansche Brieven.
XXXIII.
Pretoria, 19 Oct. 1915.
Morgen zijn de algemeene verkiezingen. Wij hebben een verkiezingsstrijd beleefd zoo fel als men die hier nimmer heeft gekend. Wij zijn allen in spanning over den uitslag. Maar Ou-Boet moet schrijven vandaag nog, want morgen is het te laat, dan is de zeepost al vertrokken. Wij die naar neutrale landen schrijven, moeten onze brieven een dag eerder posten, opdat de censor gelegenheid hebbe er zijn spiedend oog over te laten gaan. Doch zelfs wanneer ik tot morgen kon wachten, wat zou het mij baten? Verkiezingen zijn wel zoo politiek als men dit kan bedenken en politiek is verboden terrein. Gemakkelijker maakt dit verbod het mij niet, want men zal zich kunnen begrijpen, dat men eigenlijk aan niets anders denkt en van niets anders spreekt. Er wordt druk gewed... Engelsche gewoonte! Vandaag ontmoette ik iemand, die op de hoogte is en mij verzekerde, dat de Nationale Partij geen dertig zetels zou krijgen in den nieuwen Volksraad. Vijf minuten later hield mij iemand aan op straat, die even goed op de hoogte is, en mij bezwoer, dat de Z.A.P. geen dertig zetels zou verwerven. Later op kantoor terug, verklaarde een mijner ambtsbroeders - ik laat mijn beroep in het midden - dat hij bereid was met beide personen een weddenschap aan te gaan, dat zij ongelijk hadden. Ik kan mijn lezers niet vragen, of zij daar uit wijs kunnen worden, want wanneer deze brief verschijnt, behoort de verkiezing lang reeds tot het verleden. Doch dit weet ik wel, dat alles er niets op aan komt: het volksgevoelen is gezond, de Hollandsche Afrikaner is wakker geworden en voelt zich nationaal sterk en zelfbewust. Wat komt het er dan op aan of de Nationalisten of de Z.A.P. de meerderheid krijgt in den Volksraad, de meerderheid zal per slot van rekening moeten handelen zooals het volk wil.
Ik ben niet van meening, dat de Nationalisten de ware Afrikaners zijn, onder de Z.A.P. menschen zijn er, die even trouw en oprecht willen strijden voor het behoud van hun taal en hun nationaliteit. Aan alle kanten zijn de bewijzen er, dat het goed staat met de Afrikanerzaak. Er moge hier en daar overdrijving zijn, och, ‘alle overdrijving drijft over’. Men voelt het in de lucht, men hoort het op straat, men leest het in zijn bladen, men merkt het overal. Er zijn families, die hun heele leven lang niets als Engelsch hebben gesproken in huis, vandaag is er alles Hollandsch wat de klok slaat. Men wil Hollandsch leeren, Hollandsch lezen. Dat gaat natuurlijk niet zoo op eens. Men is te zeer vast geroest in het Engelsch, dit leest men voor zijn ontspanning en Hollandsch lezen is een studie. Maar de wil, de oprechte wil is er. Het is alleen zoo moeilijk den weg te vinden in de rijkdom van Hollandsche boeken.
Onlangs was hier een predikant uit een klein dorpje in den Vrijstaat, in de Kaap opgevoed, en die in Schotland heeft gestudeerd. De man is met een halven koffer Hollandsche boeken huiswaarts getogen.
Hier ter stede is een vrouwenkring opgericht, waarvan het doel is bevordering van de moedertaal. In den kring en daarbuiten spreken de leden Afrikaansch en wanneer zij die taal verbasteren door er Engelsche woorden tusschen te gooien, maakt men er elkaar opmerkzaam op en zoekt het Afrikaansche woord. Dat is lang niet makkelijk voor iemand, die gewoon is in het Engelsch te denken. Men zingt er Afrikaansche liedjes en is plots tot de blijde ontdekking gekomen, dat er meer Afrikaansche liedjes bestaan dan men ooit gedacht had. Men vindt Hollandsch mooi en betreurt het alleen, dat men er al te weinig van kent. Zoo nu en dan vervalt men wel weer plotseling in het Engelsch, dat zooveel gemakkelijker mondt, maar dat is een oogenblik van vergefelijke zwakheid. Men bestudeert zijn eigen dichters en schrijvers. Men wil weten, wil kennen.
Nog nimmer hebben er zich zooveel kinderen en ouderen voor de verschillende Taalbond-examens opgegeven als dit jaar. Het werkelijke cijfer is niet bekend, maar het moet een verbazenden vooruitgang aanwijzen bij het vorige jaar. En we gaan elk jaar vooruit in die richting. Er is zoo veel meer lust en liefde voor het Hollandsch. Men ergert zich aan miskenntng van zijn taal. Vroeger dacht men er eigenlijk niet over na, men nam het nog al te veel als vanzelfsprekend op, dat alles Engelsch was.
Het gevoel bij de Hollandsche Afrikaners is zooveel dieper geworden, het gevoel voor taal, voor de nationale zeden en gewoonten, vooral onder de vrouwen, de jonge meisjes. Men stelt meer belang in de geschiedenis der vaderen. Men zoekt in het verleden het goede. Thans wil men op Dingaansdag een optocht van nationale kleederdrachten houden.