daarbij nog de geldelijke schade tengevolge der sedert Mei 1914 in een groot aantal der Zuid Nieuw Wales kolenmijnen heerschende werkstaking, dan behoort 1914 zeker wel tot een der slechtste jaren, die Australië in het algemeen, doch vooral ook de Staat Nieuw Zuid Wales gekend heeft.
In verband daarmede kan ik dan ook niet nalaten er vooral de aandacht mijner landgenooten, die over landverhuizen naar Australië mochten denken, op te vestigen, dat men zich vooral eerst goed op de hoogte stelle omtrent den toestand alhier, in stede van het er maar op te wagen. Door de reeds heerschende werkschaarschte spreekt het natuurlijk van zelf dat het thans bizonder moeilijk is om werk voor pas nieuw aangekomen landverhuizers te vinden, terwijl bovendien vreemdelingen begrijpelijkerwijze niet de voorkeur genieten. Als voorbeeld haal ik slechts aan hoe vooral den laatsten tijd zoowel te Sydney als Melbourne bij herhaling gebleken is dat jongelui uit Nederl. Indië hierheen gekomen na eenigen tijd door hun opgespaarde geld heen zijn en ten slotte na veel moeite òf heel weinig en geen loonend werk òf meestal in het geheel geen werk hebben kunnen vinden. Voegt men daarbij het feit dat de levensstandaard in Australië tweemaal zoo duur is als in Nederland, dan kan het waarschuwend woord ‘Verzint eer gij begint’ hier niet anders dan op zijn plaats zijn.
M.P. CORDIA, vert. A.N.V.
Sydney, 12 Maart 1915.