Neerlandia. Jaargang 18
(1914)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBuitenlanders in Nederlandsch-Indischen Staatsdienst.Naar aanleiding van het betoog der afgevaardigden van Groep Nederl. Indië onder het opschrift ‘Buitenlanders in Nederlandsch-Indischen Staatsdienst’, voorkomend in het Mei-nr., blz. 108, en door de N.R. Ct. in zijn Ochtendblad van 5 Mei overgenomen, plaatste Jhr. Dr. G.S. Sandberg in laatst- | |
[pagina 137]
| |
genoemd blad, nr. van 12 Mei, een ingezonden stuk, waarin hij het volgende opmerkt:
Voorzoover het betoog bedoelt een verweer tegen de strekking der motie van de Afd. Haarlem, worde een antwoord daarop aan die Afdeeling overgelaten, die zeker niet in gebreke zal blijven ook haar standpunt in Neerlandia duidelijk te formuleeren. Waar echter de steller van genoemd betoog gemeend heeft, aan den woordvoerder dier Afdeeling in bovengenoemde kwestie zekere beweling te moeten toedichten (welke hij verklaart geheel voor rekening van den Haarlemschen woordvoerder te moeten laten), daar is het noodig, ter voorkoming van een mogelijk post vatten van verkeerde ideeën en gevolgtrekkingen zonder verwijl de zaak recht te zetten. Door mij zou dan gezegd zijn ‘o.m., dat er onder de buitenlandsche officieren van gezondheid, tijdelijk aangenomen voor den Ned.-Ind. Staatsdienst, personen zouden zijn, wier wetenschappelijke opleiding niet voldoende waarborg gaf voor een richtige behandeling der aan hun zorgen toevertrouwde lijders;...’ Deze bewering is ter kennis van de Regeering gebracht en wordt ‘geheel voor mijne rekening gelater.’ Deze rekening nu weiger ik beslist te aanvaarden, daar de schuld niet door mij werd aangegaan, en ik vertrouw dat de rapporteur, wanneer ik, wat ik wel gezegd heb, in herinnering zal hebben gebracht, dit ook openlijk erkennen zal. In den loop van het debat heb ik vooropgesteld dat de vragen, of de beweringen van ‘een officier van gezondheid’ meer of min overdreven zijn, waaraan het tekort aan geneeskundigen toegeschreven moet worden e.d., eigenlijk buiten de orde (‘er naast’) warenGa naar voetnoot*). Dat het hier gold een groote, algemeene kwestie, die door den vertegenwoordiger van het Hoofdbestuur en enkele zijner medestanders blijkbaar over het hoofd was gezien. Onder verwijzing naar het laatste desbetreffende Staatsblad, constateerde ik, dat buitenlandsche geneesheeren door de Ned.-Ind. Regeering in dienst genorren konden worden en naar ik vernomen had ook waren, onder vrijstelling van een examen (in casu het theoretisch geneeskundig examen) dat voor Nederlanders verplichtend is ter verkrijging van de bevoegdheid tot uitoefening der geneeskunst. Hierdoor zou in ons land (Nederland en kolonien) de houder van een ten onzent niet gelijkwaardig geacht diploma, het recht kunnen verkrijgen tot praktiseeren als geneesheer. Dit is het eenige wat ik omtrent de wetenschappelijke zijde der kwestie gezegd heb. Ik heb mij zeer zeker niet vermeten, een oordeel uit te spreken over de wetenschappelijke opleiding der buitenlandsche geneeskundigen, als zijnde iets wat gehéél buiten den kring van de bevoegdheid van mijn oordeel gaat. Nagaande wat er gezegd is, komt het mij voor, dat de berichtgever twee dingen met elkaar verward heeft, en wel het bovenstaande en mijne bewering, dat de onvoldoende bekendheid met onze taal (waarvan ‘een officier van gezondheid’ in zijn stukken gewaagt), ‘geen voldoenden waarborg geeft voor een richtige behandeling der aan hun (die buitenlandsche geneeskundigen), toevertrouwde lijders.’ In verband o.a. daarmede, stelde ik den eisch, dat zij het Nederlandsch machtig moesten zijn.
Uw dw., Haarlem. SANDBERG. | |
Naschrift.Daar ondergeteekende de eenige afgevaardigde voor Groep Nederl. Indië is, die de vergadering op 28 Maart te Leeuwarden heeft bijgewoond, en hij dus verantwoordelijk is voor hetgeen die afgevaardigden den woordvoerder der Afd. Haarlem in den mond hebben gelegd, is het aan hem den heer Sandberg te antwoorden. Welnu, ondergeteekende erkent dat hetgeen de heer Sandberg in het hier overgenomen schrijven in de N.R. Ct. van 12 Mei, als in de vergadering van 28 Maart aangevoerd, in herinnering brengt juist is. De heer Sandberg heeft de door hem aangeduide vrijstelling van een examen als bezwaar tegen het toelaten van sommige buitenlanders tot de geneeskundige practijk laten gelden; ondergeteekende heeft dat bezwaar ten onrechte begrepen als een van onvoldoenden waarborg van wetenschappelijke opleiding. Ook twijfelt ondergeteekende er niet aan dat de woordvoerder van de Afd. Haarlem het onvoldoende kennen van de Nederlandsche taal door de buitenlandsche geneeskundigen en niet hun wetenschappelijke opleiding, als bezwaar tegen het behandelen van lijders in de kolonie heeft genoemd. Erkend wordt dat er verwarring is op dat punt in de verklaring van de afgevaardigden; het feit dat er in de 1½ uur, gedurende welke over de aangelegenheid in haar geheel gesproken werd, heel wat meer te berde werd gebracht, dan het korte verslag van den secretaris op blz. 106 van het Mei-nr. zou doen vermoeden, moge als verontschuldiging strekken voor deze onnauwkeurige wedergave van het door den heer Sandberg aangevoerde. Ten slotte de opmerking dat den ondergeteekende, jaartal en nummer van het door den heer Sandberg bedoelde Staatsblad ontgaan zijn. Met opgave daarvan zal de geachte woordvoerder van de Afd. Haarlem hem en misschien ook nog andere belangstellenden verplichten. Mei 1914. H.D.H. BOSBOOM. |
|