kreet van: ‘Leve de bestuurlijke scheiding!’ sedert lang hebben geslaakt.
Dat alles kan hier in het midden blijven. Maar een zaak staat vast: n.l. dat de Vlamingen, die redenen te over tot klagen hebben, zich tot nog toe noon zoo een uiting hebben laten ontvallen. Zij hebben integendeel meermalen, ondanks de scheuringsplannen van zekere Walen, openlijk gezegd en geschreven, dat zij de bestuurlijke scheiding met vroegen, al vreesden zij haar niet.
Wat is nu eigenlijk die bestuurlijke scheiding? Welke voor- of nadeelen zou zij voor Belgie kunnen hebben? En zou zij den Vlamingen baat bijbrengen? Dat waren de vragen die als van zelf oprezen. Ze te beantwoorden is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Maar het was wel eens belangwekkend om een wetenschappelijke, geschiedkundige uiteenzetting van het vraagstuk te hooren. En daartoe had de Antwerpsche Tak van het A.N.V. op zijn laatste algemeene vergadering van 23 November den bekenden Vlaamschgezinde, Mr. Alfons van Roy, van Gent, uitgenoodigd. De heer van Roy kweet zich van zijn opdracht op een uitstekende wijze. Zijn uiteenzetting was duidelijk en logisch, en zonder partij voor of tegen te kiezen, leverde hij een helder geschiedkundig overzicht van de zaak, dat op een nieuwe vergadering het voorwerp van een bespreking zal uitmaken, en dat belangwekkend genoeg is om het ook aan een wijderen kring te doen kennen.
Uitgaande van het begrip vaderlandsliefde, die van imperialistischen aard kan zijn, doch daarnaast zich ook kan uitstrekken tot het land, het volk, de taal en de overleveringen van dat land en volk, stelde hij dadelijk vast dat er in België een problematische liefde bestaat voor het groote vaderland België en daarnaast ook liefde voor het kleinere Wallonië of Vlaanderen; dat het niet mogelijk is het grootere vaderland te beminnen, wanneer men het kleinere niet lief heeft en dat die wederzijdsche liefde de Waalsche en de Vlaamsche Beweging heeft voortgebracht. De Walen van hun kant hebben voorrechten te behouden; de Vlamingen grieven te herstellen. Doch al blijft de grondslag dezelfde, de uiting is verschillend.
Is die dubbele strijd nu rechtvaardig? En het antwoord luidt bevestigend, waar het de Vlaamsche Beweging geldt.
En de Waalsche Beweging dan? Een Waal kan onrechtvaardig zijn ten opzichte van de Vlamingen; maar het Waalsche volk is niet onrechtvaardig, wanneer het zijn tot heden verkregen voorrechten wil behouden, en wanneer het dat op een eerlijke wijze doet.
Dat de Vlaamsche Beweging vroeger dan de Waalsche ontstaan is, bewijst voor de kracht, voor de weerbaarheid van het Vlaamsche volk; dat dit tot een botsing met de Walen aanleiding moest geven sprak van zelf. De Walen nu steunen op de Franskiljons in Vlaanderen, terwijl dezen wederkeerig op de Walen rekenen. Maar de bewuste Walen staan dichter bij de Vlaamschgezinden dan de Franskiljons. Destrée is b.v.b. meer een principieele vijand, omdat hij stambewustzijn bezit, dan Anseele die dat niet heeft, al zal deze wel voor een Vlaamsche wet stemmen. Advokaat Jennissen van Luik begrijpt den Vlaamschen strijd, en daarom verkeert hij in hetzelfde geval als Destrée.
De Walen hebben nu in een zeer eenvoudige formule uitdrukking gegeven aan hun verlangens, toen Dupont in den Senaat zijn: ‘Vive la séparation administrative!’ liet hooren. Maar op een standpunt van zuiver stambewustzijn weten zij zich nog niet te plaatsen. Tot nog toe zijn hun argumenten alleen van stambewusten, van anticlericalen aard, zij willen het Walenland onttrekken aan wat zij het clericalisme noemen. Maar men kan niet zeggen dat over het algemeen de Waalsche Beweging een Franschgezinde strekking heeft. Want als zij ‘Amitiés françaises’ stichten, dan hebben wij een ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’, zoodat wij elkander niets te verwijten hebben.
Wie zijn onder de Walen de voorstanders van de bestuurlijke scheiding?
10. Advocaat Jennissen, wiens argumenten de volgende zijn: de Vlamingen zijn Germanophilen; de Vlamingen geven een katholieke meerderheid aan het land, wat niet met de Waalsche gedachte strookt; de Vlamingen overvleugelen Wallonië in zedelijk opzicht; de Walen betalen meer belastingen dan de Vlamingen, maar het meeste geld dat uit de Staatskas komt wordt aan Vlaanderen besteed. Men heeft den toestand gezond willen maken door tweetaligheid. Dat is mislukt. De eenheid van het land, die men door het Fransch heeft willen tot stand brengen, is eveneens mislukt; dat bekent Jennissen.
20. Na de wetgevende verkiezingen van 2 Juni 1912, toen de liberalen en socialisten gehoopt hadgen de regeering te kunnen omkrijgen, wat echter niet gebeurde, dagen nieuwe voorstanders van de bestuurlijke scheiding onder de Walen op. De volksvertegenwoordiger Buisset stelt in den Provincieraad van Henegouwen een wensch tot bestuurlijke scheiding voor, die wordt aangenomen. Hetzelfde gebeurt in den Provincieraad van Luik. Maar in de Provincieraden van Namen en Luxemburg komt die wensch er niet door. En hierbij dient te worden aangestipt, dat de Raden van de twee laatstgenoemde provincies in meerderheid katholiek, die van de eerste integendeel liberaal-socialistisch zijn.
Vervolgens had den 7en Juli 1912 het Waalsch Congres plaats. Eigenaardig was daar het optreden van De Miomandre, die er bewees dat niet alleen de Walen veel minder dan de Vlamingen aan belastingen in de Staatskas stortten, maar dat zij meer kregen. De verhouding was de volgende voor 1909: 42% voor de Vlamingen; 30% voor de Walen en 28% voor de Brabanders. Vlaanderen betaalt een bedrag meer dat gelijk staat met 41%. Doch, - deze cijfers gelden voor 1912, - de Vlamingen ontvingen uit de schatkist: fr. 67.000.000; de Walen: fr. 98.000.000 en de Brabanders: fr. 68.000.000, en dit ondanks groote werken, zooals die welke aan de Schelde en aan de spoorlijn Gent - St. Pieters - Brussel uitgevoerd werden. Door die mededeeling in de war gebracht, drukt het Congres dan ook een zeer onduidelijken wensch uit.
Toen kwamen de ‘Lettre au roi’ van Destrée en het antwoord van Meert.
Wat zal die bestuurlijke scheiding zijn volgens de opvatting der Wallonisten?
Een duidelijk programma hadden zij niet. Destrée zelf wist het niet, aangezien hij schreef: ‘La séparation sera donc avant tout ce que les circonstances la feront.’
André op hoogergenoemd Congres doet een logisch voorstel: aangezien er twee volkeren in België zijn, moet men ze ook volgens hun individualiteit ontwikkelen. Daarom is hij partijganger van decentralisatie en zou hij meer macht willen geven aan de Provincie- en Gemeenteraden. Die regionale beweging zal beiden ten goede komen.
Apotheker Delaite van Luik komt met een volledig programma voor den dag. De bestuurlijke scheiding zou moeten steunen op een herziening van de Grondwet. Hij verdeelt België in Waalsche en Vlaamsche gewesten, en daarenboven het tweetalige Brabant. Elk van die gewesten krijgt een landelijken aard. Lager-, middelbaar- en beroepsonderwijs worden ingericht door de provincies en gemeenten; maar het hooger onderwijs is Staatszaak. De officieele taal van Wallonië is het Fransch; de officieele taal van Vlaanderen is het Nederlandsch; Brabant is tweetalig.
Dat was ten minste een plan. Dat van Jennissen spreekt alleen van twee algemeene raden, niet van Brabant en hij laat de Kamers bestaan. Hier beheerscht dus het decentralisatie-principe, dat ook in