Neerlandia. Jaargang 17
(1913)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTweede Bundel Volksliederen van het NutGa naar voetnoot1).Weinig Vereenigingen zullen zoo ingenomen zijn met dezen Bundel als het A.N.V., dat nooit opgehouden heeft of zal ophouden een zijner doeleinden na te jagen: verspreiding van het Nederlandsche Lied! En geen Vereeniging heeft zich zoo krachtig geweerd om dat Lied wijd over de wereld te brengen tot alles wat Nederlandsch zingt, als het Nut. Zijn eerste bundel is in vijftien jaar tijds in duizenden exemplaren uitgezwermd, aantrekkelijk als hij was door liederenkeus, door inkleeding en goedkoopte. Dit laatste, een gulden, is een zegen geweest. Deze bundel kost vijf stuivers meer, maar is vijf vel dikker. Bevatte de eerste grootendeels oude liederen, deze heeft ze ook nog wel maar het aantal nieuwe is opzettelijk vergroot. Vooral Vlaamsche uit den jongsten tijd zijn gekozen, zangerige verzen op aantrekkelijke voois, zooals Hullebroeck ze alom in ons land heeft doen genieten en weldra in Zuid-Afrika en Indië met zijn fraai geluid en bekoorlijke voordracht zal uitzingen. Dat schalke klooster van Sint Arjaan, van Frans de Cort, waar twee paar schoenen aan het beddeken staan, een stift waar man en vrouw te zamen huizen: het huwelijk. En Marleentje, Marleentje, Zoo is er maar eentje, van Gijssel en muziek van Hullebroeck. Dan het roerend teere Moederke Alleen, met de populair geworden toonzetting van Wiertz. Maar buiten zulke lievelingen van oud en jong, ook vele van die bekende kinderliedjes, die groote menschen nog zoo graag meezingen: Klein, klein kleutertje,
Wat doe je in mijn hof?
en van de zeven kikkertjes, wel bekend, en van dat hondje, buiten in de biezen, Zijn staartje was bevroren,
Zijn billetjes waren bloot,
maar ondanks Jan de Slager en ondanks Lijsje Lonken, die 't hondje hoonden, Kwam Tijs de timmerman,
Die spijkerde 't hondje zijn staartje weer-an.
Wat wonder dat achter dat hondje de twee parmante haasjes komen, al in een groen, groen knolleknolle land, terwijl de bundel eindigt met het onvergetelijke Zie de maan schijnt door de boomen,
het lied dat we hebben gezongen, allen, met vroom ontzag, toen we nog niet wisten, en hebben gezongen toen we groot waren, altijd nog de heiliging bewarend dier eens beleden argeloosheid. Maar er komen gansch andere klanken: 't Amsterdamsche Corpslied, het lied van Njord en Triton en Nereus en Laga, en van Mooi lievertje, loop je een grachtje mee rond? en Mamma, 'k wil 'n man hè! Wat een beetje brutaal lijkt, maar als 't goed uitvalt, door Mamma niet zal worden geweigerd. Welk een schat van liederen! Het heerlijke Mijne Moedertaal, van Frans de Cort en Brandts Buys, dat in het platduitsche van Klaus Groth zijn dubbelganger heeft; liederen van Heye; Starter's Nieuw Liedeken tot lof van Vrieslandt; Geschiedzangen, inluidende met het krijgshafte Slaet op den trommel van dirredomdyne; Geestelijke Liederen, met het Op Bergen en in Dalen; Kerstliederen; Minneliederen; Soldaten- en Zeemansliederen - 't is boter tot den boom! Deze bundel zal zijn weg vinden, bij duizenden, overal over de wereld, waar gezongen wordt ons Nederlandsche lied, kerkelijk en wereldlijk. Het is een wondere gaaf nog van het nu reeds oude jaar. |
|