Neerlandia. Jaargang 17
(1913)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOud zeer.Ga naar voetnoot1)'t Is oud zeer. In de Voorreeden tot zijn Woordenschat - de 8ste druk is van 1720 - zegt de Amsterdamsche geneesheer Lodewijk Meyer, ‘den Nederduitschen Taallieveren’ rake dingen. Twee klippen zijn er volgens hem te mijden bij 't gebruik der taal: het wangebruik der uitheemsche woorden dat men Ontaal, en het zondigen tegen de Letterkonstige Regelen, hetwelk men Wanspraak zou mogen doopen. Tweederhands slagt van menschen, zegt hij, waaruit deze kanker haren oorsprong trekt. Het eerste is der gener, welke met de lieffelijkste bloemen der welsprekendheit hunne reden meenen op te pronken, wanneer met uitheemsche woorden, die onze taal nooit voor haar kinderen erkent heeft, zij dezelve doorspekken en zo wondersprekers schijnen bij het onkundigh graauw, welk hunne scheeve gangen scheevelijk nakuyerende, altemet hen zo krom en kreupel nabaauwt, dat het de verstandigsten tot lachen doet uitbarsten. Ja zo verre holt die verdoolde en blinde ijver vaak buiten 's baans, dat velen, op dat zij mede eenen drop uit Welsprekendheits vlessche geslorpt te hebben mogten schijnen, die hol over bol, zonder ze te verstaan, en onwetende, of zij te passe of te t'onpasse komen, in hunne redenen uitwerpen. Het tweede slagh is van zulke, die voor hunne meininge en begrippen te uiten, (ô hoon!) hunne eigene moederlijke taale, welke in rijkdom voor geenige andere de vlagge behoeft te strijken, te arm en te gebrekkig wanen.’ Aldus schreef ‘der Medicinen Doctor’ en in zijn tijd al was het oud zeer, zoodat het aartje naar zijn vaartje was en is gebleven. Met open oog voor natuurlijke taalontwikkeling, plaats inruimende voor wat uit den vreemde plaats verdient, is een der plichten van het A.N.V. in dezen lastigen strijd tegen sleur en dwarsheid, geen kamp te geven. Geen gewoon Nederlandsch menschenkind dat niet gemeesmuild of zich geërgerd heeft om onze kanselarijstijl; geen die een tittel van zijn polissen begrijpt of een acte vlug kan lezen, om de vreemde woorden niet en om de ‘fraaie toernuur’ niet. De Commissie voor bevordering der zuiverheid van het gebruik der Nederlandsche taal, onder voorzitterschap van Professor Verdam, heeft een Lijst samengesteld van Nederlandsche Woorden, ter vervanging van op bureaux gebruikelijke vreemde termen. Aan alle lands- en gemeentebureaux zijn exemplaren van de Lijst gezonden, met een woord ter inleiding. Als men nu maar mee wil werken en bedenken, dat in dezen een kleine overwinning op gemakzucht op den duur voldoening zal geven; het zoeken naar een goed eigen woord in plaats van een onnoodig vreemd, is een prettig werk dat opvoedt. In de taal is niets onverschillig, evenmin als in eenig ander levend organisme. En nu zal zeker de Lijst verbetering behoeven. De eerste oplaag, 800 exemplaren, die reeds bijna op is, is een proef. De Commissie hoopt en verwacht door de gebruikers te worden voorgelicht omtrent de gebreken en leemten. Dan komt een tweede verbeterde druk, die ook voor de leden verkrijgbaar zal zijn. 't Geldt hier dus samenwerking voor een goed doel; als die slaagt, is de weg open voor tal van maatschappelijke kringen. Het Verbond meende dat in dezen rijk en gemeente het voorbeeld moesten geven; zij zijn er het allernaast aan toe. Dan volgen assuradeuren en notarissen. Zij en wij allen zondigen in velen. |
|