Neerlandia. Jaargang 17
(1913)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngenieurs naar Indië.Herháaldelijk is er over geklaagd, dat er gebrek is aan ingenieurs bij den Waterstaat en 's Lands Burgerlijke Openbare Werken in Nederlandsch-Indië; dat er niet genoeg Nederlandsche jongelieden zich voor dien tak van dienst aanmelden, terwijl toch over den toevloed van studeerenden aan de Technische Hoogeschool te Delft volstrekt niet te klagen valt; integendeel het aantal studenten neemt steeds toe, zoodat het nu ver over de duizend bedraagt. Treffend is 't dan ook in een bericht van 6 April in de Nieuwe Courant te lezen, dat de Minister van Koloniën wederom een zestal Duitsche jongelieden ter beschikking van den Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië heeft gesteld om te worden benoemd tot aspirant-ingenieur bij bovengenoemden diensttak. Wat kan toch de reden zijn, dat zoo weinigen neiging toonen hun verworven kennis in de ingenieurs-wetenschappen te gaan toepassen in de tropen. In No. 4 van de, door de Vereeniging Oost en West bezorgde reeks uitgaven ‘Staats en particuliere betrekkingen in onze overzeesche bezittingen’ vindt men op blz. 23 en 70, den werkkring en de vooruitzichten van den zoogenaamden civiel-ingenieur toegelicht en omschreven. Men zou zoo zeggen voor een jongeman ligt daar een mooie toekomst open; de werkzaamheden zijn afwisselend; als jong ingenieur reeds kan hij aan het hoofd van een belangrijk werk worden gesteld; de bezoldiging is toch zeker ruim voldoende. Waarom moeten nu Duitsche ingenieurs het mooie werk in onze Oost gaan doen, waartoe toch de Hollandsche jongens zijn voorbestemd. De Minister van KoloniënGa naar voetnoot*) wil nu een aantal jongelieden, die in het propaedeutisch examen geslaagd en physiek geschikt zijn, en die genegen zijn zich voor den dienst bovenbedoeld en bij dien der Staatsspoorwegen te verbinden, een toelage tijdens hun verdere studie van f 1000.- 's jaars toekennen; Staatsblad No. 82 geeft de voorwaarden aan. Het is te hopen dat deze poging zal slagen; dat althans jongelieden van minder bedeelde ouders, van die gunstige gelegenheid zullen gebruik maken. |
|