Jaarverslag der lichtbeelden-commissie over 1912.
De verslaggever heeft goede verwachtingen van de uitkomsten, welke de commissie zich voorstelt te bereiken. Deze meent dat haar werkzaamheid vooral ook voor de jeugd van groot belang zal zijn; zij rekent er op dat de lichtbeelden, bij een goede keuze daarvan, uit een oogpunt van onderwijs en ontwikkeling belangrijk zullen zijn en gunstig zullen werken.
Met de lichtbeelden-vereeniging in Nederland zijn aangename betrekkingen aangeknoopt; wederzijds worden de voorraden aangevuld door het afstaan van dubbelen, door ruiling of tegen vergoeding van den kostenden prijs.
De commissie wekt op tot het aan haar afstaan van belangwekkende foto's betreffende den Indischen Archipel.
Gehoopt wordt dat het Koloniaal Instituut uit zijn rijken voorraad van lantaarnplaatjes voor Indië wat zal afstaan; reeds nu heeft er ruiling plaats.
Van de zuster-vereeniging in Holland werden ongeveer 200 stuks ontvangen, betrekking hebbende op Hollandsche steden en landschappen, waarvan de negatieven door den heer H.A. Kooij, tijdens zijn verblijf in Nederland vervaardigd, belangeloos waren beschikbaar gesteld.
De Afdeeling Semarang, die gebruik maakte van de, door de lichtbeelden-commissie afgestane, lantaarnplaatjes had daarvan veel wil; andere Afdeelingen kunnen dezelfde ondervinding opdoen. Te Batavia en te Buitenzorg werd, met behulp van de beelden, door den heer d'Artillac Brill een lezing gehouden over ‘de ontwikkeling van het spoorwegwezen’.
Met de geldmiddelen staat 't echter nog niet gunstig; steun komt alleen van het Groepsbestuur en de Afdeelingen Batavia, Semarang en Buitenzorg en die is niet voldoende voor een behoorlijke ontplooiing van al wat er met de lichtbeelden bereikt kan worden.
Voorzitter der Commissie is thans Mr. A.B. Cohen Stuart, secretaris-penningmeester de heer Dr. M. Kerbosch.
(Ontleend aan Tropisch Nederland).