Bijenteelt in Indië.
In het Maart-nr. werd onder bovenstaand hoofd de meening geuit, dat in Indië niet genoeg honiggevende planten zijn, waardoor alle proeven met bijenteelt genomen mislukt zouden zijn. Naar aanleiding daarvan zij verwezen naar net artikel ‘De honigbij in Nederl.-Indië, enz.’ door H. Helb, voorkomende in de Juli-afl. (1912) van het Tijdschrift voor Nijverheid en Landbouw in Ned. Indië. Deel LXXXV.
Daarin wordt integendeel de meening geuit dat door de bijen in Indië voortdurend voedsel, honig en stuifmeel is te verzamelen; dat er het geheele jaar door wèl door de bijen te oogsten is, maar dat er tijdperken van het jaar bestaan, waarin dat oogsten ruimer kan geschieden, welke de Indische ijmker zich in het bizonder tot het winnen van honig moet ten nutte maken; dat echter de hoofdzaak der mislukking is te wijten aan onvoldoende practische ervaring van de personen, welke poogden de Europeesche bij naar Indië over te brengen; en ten slotte dat niet voldoende gelet wordt op de aanvallen van vijanden der bijen, die vooral in het eerste overgangstijdperk na aankomst uit Europa een beslissenden invloed op de levenskracht van een bijenvolk hebben, dat toch al door de langdurige zeereis geleden heeft. Onder die vijanden zijn de kleine roode mieren, ‘semoet api’, wel de gevaarlijkste.
De lezing van bedoeld artikel zij den belangstellenden in de bijenteelt in Indië bizonder aanbevolen; het is stellig leerzaam voor hen, die zich daarop willen toeleggen.