De Indische partij.
Meer en meer wordt in de Indische bladen melding gemaakt van de Indische partij. Daar de beweging door die partij verwekt, hier, als eene van politieken aard werd beschouwd, onthielden wij er ons tot dusverre van om er melding van te maken. Wij vinden echter daartoe thans aanleiding door het voorkomen van twee ingezonden stukken in het Indisch maandblad Tropisch Nederland, dat uitgegeven wordt met medewerking van de Groep Nederlandsch-Indië van ons Verbond. Door hieronder een zeer beknopt overzicht van beide stukken te geven, willen wij den lezer doen zien hoe van verschillend gezichtspunt over het optreden van die partij geoordeeld wordt.
Het lid van het A.N.V., dat zich voor de Indische partij verklaart, meent dat het Verbond zich verre zou moeten houden van het stelling nemen in dezen, omdat het in vraagstukken van politieken aard afzijdig wil blijven; en wanneer men al meenen mocht, dat de Indische partij niets dan een Indo-beweging is, dan zou juist getracht moeten worden deze Indo's te hechter aan zich te verbinden en hen niet af te stooten. Het lid zegt dat overeenkomstig de statuten der I.P. het doel is alle Indiërs op te wekken tot samenwerking op den grondslag van staatkundige gelijkstelling en het Indisch vaderland voor een onafhankelijk volksbestaan voor te bereiden; de partij wil alzoo streven naar een zelfstandig Indië, maar in een verre toekomst; geenszins denkt zij aan ‘opstand tegen wettig gezag’; zij wil dat einddoel bereiken langs een langen weg van politieke actie en daarom strijden voor: ‘uitbreiding van het medezeggenschap der ingezetenen, deelname van Indië aan de volksvertegenwoordiging, een eigen parlement, onafhankelijkheid onder Holland's suzereiniteit;’.
Het lid merkt op dat het wellicht minder verstandig is dat einddoel als zoodanig reeds nu in een politiek program neêr te leggen, maar wijst er tevens op dat het koloniaal program der Vrijzinnig-Democratische partij in Nederland, die onafhankelijkheids cisch toch ook reeds stelde; en verder dat meer partijen in Nederland de noodzakelijkheid erkennen van opvoeding der kolonie tot onafhankelijkheid of zelfstandigheid. Ten slotte teekent het lid aan, dat de jonge I.P. zich nooit vijandig tegenover het streven van het Verbond heeft gesteld, integendeel, dat zij in hart en nieren een Hollandsche partij is.
Uitkijk, dien wij veronderstellen tegen de Indische partij te zijn, zegt dat het lid de kwestie op die wijze verkeerd stelt, dat op aandrang van Nederland uit, de ontwikkeling van Indië krachtig is ter hand genomen, en dat het doel, Indië rijp te maken voor meer zelfstandigheid geheel in de lijn van tegenwoordige Nederlandsche opvattingen ligt; maar dat nu, ondanks dit streven, de Indiërs-beweging den toon van het oproer aanslaat, dat deze dweepzucht en lompheid wil doen doorgaan voor vrijheidszin en dat zij het moeielijke beschavingswerk dat in Indië valt te doen, verstoort en in gevaar brengt.
Uitkijk wijst op uitingen in de Expres - het orgaan van de I.P., een blad waartegen ongeveer de geheele Indische pers te velde trekt - waaruit blijkt dat de leider der partij, de heer Douwes Dekker in zijn rede van 25 Dec. j.l. de bereidwilligheid van zijn hoorders tot het brengen van vreeselijke offers in een bloedigen oorlog voor het ‘rechtsgevoel’ prikkelde, door hen te doen gevoelen dat het brengen van die offers een zalig genot zal zijn. In die zelfde rede werd aan de Indiërs-beweging de Fransche revolutie en de slavenopstand ten voorbeeld gesteld.
Uitkijk haalt aan wat de redacteur van het Batav. Nbld. in een karakteristiek van de I.P. schreef, waaruit het sterkst spreekt, dat D.D. zich laat bewierooken als ‘een Messias, die op hetzelfde oogenblik verzoening predikt en boycot en sabotage aanbeveelt!’ Uitkijk meent, dat het lid van het A.N.V. een al te lichtvaardig rooskleurige kijk op de zaak heeft, en beveelt dat goedmoedige lid ter lezing aan, wat de Locomotief in haar nummer van 9 October schreef, hetgeen hierop neerkomt, dat de leider in den grond zijns harten door anti-Nederlandsche gevoelens wordt gedreven.
Uitkijk zegt ten slotte: ‘Het onoprechte in de Indische beweging is juist, dat haar leider verzoening van rassen zegt te beoogen, maar in werkelijkheid zóó zeer tegen Nederland streeft, dat hij voor een Duitsch gezag in deze koloniën voorkeur toont.’