willen zij niets weten en het gevolg daarvan is dat zij heel den dag en met ieder Engelsch spreken.
Onder de jonge Afrikaners weer zijn enkele tegenstanders van het Hooghollandsch, menschen die het wel goed meenen, doch te kortzichtig zijn om het gevaar in te zien dat men zou loopen, wanneer men thans reeds overging tot het officieel erkennen van het Afrikaansch bij het onderwijs, de wetgeving, enz. Die jonge Afrikaners hebben weer een anderen naam uitgevonden voor het Nederlandsch. Zij spreken van het Hollandsch van Holland, een naam waartegen niemand bezwaar zal hebben. Of wel zij zeggen de taal van Amsterdam. In die uitdrukking nu schuilt een zekere minachting; want ook hier weet men dat het echte Amsterdamsch, zooals b.v. Querido dit heeft weergegeven in zijn Jordaan, nu niet het voorbeeld is van beschaafd en mooi Nederlandsch, hoe kernachtig en schilderachtig de uitdrukkingswijze der Jordaners ook moge zijn.
Dit laatste slag van Afrikaners heeft Generaal Hertzog eens ingelicht. Hij heeft een brief ontvangen van iemand wonende nabij Oudtshoorn, waar een der weinige bladen uitkomt, welke geheel in het Afrikaansch worden geschreven. Blijkbaar heeft deze persoon Gen. Hertzog een brief geschreven, waarin hij hem heeft gevraagd of het nu nog geen tijd was om het Afrikaansch officieel te erkennen.
Natuurlijk is deze vraag ook voor Nederland en de Nederlandschsprekenden over geheel de wereld van belang en men zal mij daarom toestaan, hier Gen. Hertzog's antwoord uitvoerig weer te geven. Ik verwacht wel, wanneer dit ronde antwoord van den man, die niet gewoon is een blad voor zijn mond te nemen, meer bekend wordt, dat er hier en daar nog wel meer over zal worden geschreven in Zuid-Afrika, want deze kwestie is en zal voorloopig wel blijven: een brandende kwestie. De pennen zullen hierover weer in beweging komen.
Teekenend voor den geest van Gen. Hertzog is wel dat zijn uitvoerig antwoord blijkens de dagteekening is opgesteld in den trein van Kaapstad naar Pretoria in het laatst van September, nadat hij een lange rondreis in de Kaap achter den rug had.
De Generaal dan zegt in de eerste plaats dat niemand eraan kan twijfelen dat de taal van Amsterdam, ‘zooals U het noemt’, d.w.z. de Nederlandsche taal, zooals in Nederland gesproken, met al haar eigenaardigheden de onze zal worden. ‘Wij hebben in Zuid-Afrika twee vormen der Nederlandsche taal, van welke geen een eigenlijk Nederlandsch is, om de eenvoudige reden dat zij beide - de een in meer de andere in mindere mate - doordrongen zijn van onze Afrikaansche eigenaardigheden van volkskarakter en landelijke omstandigheden.’
De officieele taal sluit zich nauw aan bij het Hollandsch, Nederlandsch, doch die aansluiting is meer gelegen in vorm dan in inhoud.
Dan zegt hij verder: ‘...Toch is het zeer verkeerd haar te beschouwen als een taal die ons volk vreemd is en dus minder recht van bestaan heeft (hier in Zuid-Afrika). Zij is in de eerste plaats een taalvorm die geen Afrikaner, wanneer hij haar heeft te lezen, vreemd vindt wanneer geschreven door een Afrikaner schrijvende als Afrikaner. Zij is in de tweede plaats de taal gesproken van den kansel..., terwijl zij tevens de taal is die haast elk persoon, die in het Hollandsch een brief opstelt voor hem plaatst in zijn geest als model, waarnaar hij zijn stijl richt.’
‘Wat nu betreft onzen tweeden taalvorm - onze Afrikaansche taal - zoo voel ik mij ervan overtuigd dat zij zich nader aansluit bij het Afrikaansche volkskarakter, omdat zij ontsprongen is op zuiver Afrikaanschen bodem als de echte uiting van de Afrikaansche behoeften en gemoedstoestanden. Onder de gegeven omstandigheden zou zij een grooter recht van bestaan hebben dan het officieele Hollandsch....Ik ga verder en zeg niet alleen dat zij een recht van bestaan heeft, maar dat geen Afrikaner er zich over hoeft te schamen haar te erkennen, te spreken en te schrijven als zijn taal en ik hoop zelfs dat ons volk meer en meer tot het besef zal komen van dat goede recht van het Afrikaansch....Ik wensch hier op te merken dat de afbreuk en het onrecht in het verleden aan het Afrikaansch gedaan grootendeels zijn toe te schrijven aan de verkeerde opvatting welke Afrikaners ten opzichte van dit laatste zijn toegedaan geweest. Aan den eenen kant toch hadden wij de voorstanders van het Hollandsch, die dikwijls meenden dat wij geen recht hadden woorden van eigen oorsprong ons toe te eigenen en te gebruiken...en met verontwaardiging woorden, spreuken en idiomen van zuiver Zuid-Afrikaanschen oorsprong met minachting afkeurden. Gelukkig zijn degenen die er vandaag nog zoo over denken, nog maar weinig in getal en komt ons volk meer en meer tot zijn nationaal recht. Aan den anderen kant zijn ook de voorstanders van het Afrikaansch niet zonder zonde gebleven in dit opzicht. Zij toch hebben juist het andere uiterste gekozen en hebben dikwijls door hun schrijven het laten verstaan alsof het Afrikaansch in geen verband stond of behoorde te staan met het Hollandsch of het Nederlandsch, zoodat onechte woorden, platte uitdrukkingen of slechte zinsbouw, door hen werden aangewend of gebruikt en liefst voorgesteld als zijnde de eigenaardigheden van de Afrikaansche taal. Ook hierin weer is gelukkig verandering gekomen, een verandering die wij te danken hebben aan het gezonde verstand en de
opvoeding van zoovelen onzer bekwame jonge Afrikaners, zoodat het Afrikaansch vandaag steeds aan het stijgen is in de achting van ons volk. Ongelukkig bestaat er nog niet die eenparigheid van meening omtrent haar vorm en die vastheid die een essentieel vereischte is voor een taal om als de landstaal te kunnen gelden en het is mijns inziens juist hierin gelegen dat de Hollandsche taalvorm voor Zuid-Afrika vandaag nog de voorkeur verdient als officieele taal Eerst dan wanneer het Afrikaansch die vastheid heeft bereikt, die vandaag in het bezit is van de Hollandsche taal zal zij het recht hebben de plaats in te nemen van haar zustervorm in de Unie.’
‘Indien U mij nu vraagt wat in de toekomst zal geschieden, dan meen ik te moeten zeggen dat ik er geen twijfel aan heb dat het Afrikaansch het van den Hollandschen taalvorm zal winnen, doch dat het zal geschieden door langs een natuurlijken, vreedzamen weg, louter door de grootere mate van inherente kracht en frischheid door haar bezeten in vergelijking met de oudere en meer convenlioneele zuster, welke zich terzelfder tijd op natuurlijke en vreedzame wijze zal weten te schikken naar de vereischten en den drang van het Afrikaansch naar mate deze taalvorm zich meer en meer onder vaste regels stelt en de waardeering van ons volk afperst.
Langs dien weg, door wederzijdsche toenadering van Hollandsch en Afrikaansch zullen die beide talen zich uiteindelijk oplossen in een gemeenschappelijke taal voor Hollandschsprekend Zuid-Afrika. Dat te bereiken behoort het doel en streven te zijn onzer dichters en prozaschrijvers.’
Tot zoover Gen. Hertzog.
De verhouding van het Nederlandsch tot het Afrikaansch in Zuid-Afrika is wellicht nog nimmer zoo duidelijk uiteen gezet. En het is goed dat dit eens is gebeurd, want de vraag waarom men nog niet is overgegaan tot het officieel invoeren van het Afrikaansch wordt nog herhaaldelijk gedaan, zooals ik bereids schreef.
OU-BOET.
Nederlanders en Stamverwanten,
Bevordert de Vlaamsche Beweging door in Vlaanderen Nederlandsch te spreken en in Uw briefwisseling met Vlaanderen het Nederlandsch te gebruiken.