Nog eens het Nederl. nationaal Muziekfeest.
H. R(utters) in de N. Ct. een nabetrachting schrijvend over dit feest, vindt reden tot tevredenheid. Hij zegt o.m.:
‘We scheidden van het muziekfeest, met het bewustzijn, dat Nederland een schat van muzikaal scheppend talent bezit, dat we tal van krachten bezitten, die hard, ernstig werken en streven uit drang, uit inspiratie, dat we mogen spreken van een eigen toonkunst met een eigen, krachtige, zelfstandige toekomst.
Die overtuiging wint, hoewel zeer langzaam, toch meer en meer veld, en als een muziekfeest als dat van Juni te Amsterdam tot de verbreiding dier overtuiging het zijne heeft bijgedragen, dan mag men gerust zeggen, dat het veel nut heeft gesticht.’