is, maar het zou te lang worden, en wij hebben hem meer over den taalstrijd gehoord. Ziehier dan naar een verslag van die Week (Pretoria) wat hij van de Hollanders zei:
‘Nog wens ik te bedanken de Hollander afdeling in Zuid Afrika (appl.). Het is met een beetje tegenzin dat ik spreek van de Hollanders in Zuid Afrika.
Een stem: “Waarom?”
Genl. Hertzog: “Wel, 'k wou zo graag dat ze allen Afrikaners waren.” (appl.)
Een stem: “Maar dat zijn we reeds!”
Ik heb voor Holland en de Hollanders een teer gevoel (appl.). Met liefde denk ik terug aan ou' Amsterdam, aan mijn beste vrienden die daar nog zijn. Bij mijn afscheid aan Holland heb ik me zelfs zo ver vergeten dat ik aan het dichten ben gegaan (gelach). Ik heb 't volgend engels vers gemaakt, doch daarbij moet men bedenken dat het in de verbasteringsperiode was.
Adieu thou land of Freedom sprung,
By Freedom's bracing power sustained.
I love thy war of thought. They've rung
Truth back to earth regained.
The fairest flower that springs on earth
Blooms on thy watery plains,
't Was there that Tol rance found its birth -
't Is here it thrives and reigns.
Zoals gezegd: Ik heb nog altoos zoete herinneringen aan Holland en de Hollanders. En van diegenen van hen die hier zolang zijn, wil ik graag dat zij met mij onder de Afrikaners geteld worden (appl.). Niet dat ik objekteer dat zij Hollanders zijn, maar zij moeten Afrikaners worden. Natuurlik is iemand die tijdelik hier wil blijven volkomen gerechtvaardigd zijn Hollanderschap te handhaven Ik ben dankbaar dat de Hollanders de grootste steun hebben gegeven aan hun mede-ingezetenen. Ik beset volkomen dat hun ondersteuning (en heel terecht) is geschied onder de indruk, alsof ze afgezonderd stonden van de Afrikaners. Hun idee was: Ik wil me niet op den voorgrond stellen en maar doen alsof het van Afrikaners komt. Die bescheidenheid leidt tot nog groter waardering. Wat totnogtoe misschien tot verwijdering heeft aanleiding gegeven is tans weggenomen. Wij zijn gelijk van taal, onze officiële taal is ook de hunne en in de toekomst verwacht ik dat wij nog nauwer verbonden zullen zijn’
De tweede Afrikaander, wiens woorden wij willen aanhalen, is dr. Bodenstein, benoemd tot hoogleeraar in het Romeinsch-Hollandsch recht aan de universiteit te Amsterdam. Hij sprak ze aan het hiervoor vermelde feestmaal der Afdeeling Johannesburg van ons Verbond.
Dr. Bodenstein getuigde dan uit naam van geheel jong Zuid-Afrika van de dankbaarheid voor de belangstelling, in Nederland voor hun intellectueelen vooruitgang betoond. Zuid-Afrika heeft nog groote behoefte aan mannen van intellect, vervolgde hij en men moet opzien naar Nederland om in die behoefte te voorzien. Zuid-Afrikanen die aan Nederlandsche universiteiten studeeren zullen hier niet alleen terugkeeren als goed ontwikkelde mannen, maar tevens bezield van vaderlandsliefde. Spreker wenscht van harte dat de Afrikaanders wat beter het voorbeeld zullen volgen van de Engelschen in hun gehechtheid aan taal en nationaliteit. Door onstandvastigheid worden de Afrikaanders te veel her- en derwaarts geslingerd. Er moet onder hen nog een groote ontwaking komen, die hun meerdere vastheid van karakter zal bijbrengen en hun bereid maken zich te verdedigen, waar hun taal en nationaliteit worden aangerand. Op de meeste scholen hier te lande leert men tot nu toe met verachting neerzien op eigen taal en geschiedenis. Men gaat zelfs zoover, dat aan de leerlingen hun eigen geschiedenis onthouden wordt. Zulks dient recht gemaakt te worden. Later zal het blijken dat de Engelschen die zulks doen het land een grooten ondienst bewijzen. Om aan dien ongewenschten toestand een einde te maken is het noodig onze jonge menschen naar Europa te zenden, opdat zij daar een degelijke opvoeding ontvangen en vooral zou het goed zijn als men hen daartoe naar Nederland zond. Men verliest nog te dikwijls uit het oog dat de Engelsche taal niet de eenige beschaafde taal ter wereld is. Spreker somde nog de verdere voordeelen op, verbonden aan een universiteitsopleiding in Holland in de faculteit van de rechten, waar het van het grootste belang voor de toekomst van ons volk is dat jonge Zuid-Afrikanen van beide nationaliteiten elkander ontmoeten op neutralen grond.
Het spijt ons alweer, dat plaatsgebrek ons verbiedt van de vele flinke toespraken, aan dit banket gesproken, meer over te nemen. Het was een schoon leest, waarop de Afdeeling Johannesburg fier mag zijn.