luistert men van het begin tot het einde in gespannen aandacht. Van het eerste oogenblik af heeft Gen. Hertzog U vast en hij laat U met los voor hij zijn laatste woord heeft gezegd, en dan juicht ge mee in de geestdriftige hulde, die hem wordt gebracht. Eerst later geeft ge U rekenschap dat het meer de vaste wil, de heilige overtuiging en vooral de groote eerlijkheid van dezen man zijn, die U hebben meegesleept. Wanneer hij zegt: Er zijn zaken waarvoor men bereid is alles op te offeren, dan voelt ge in die eenvoudige woorden, dat dit geen zinledige fraze is, maar heilige ernst. Die man daar meent wat hij zegt. Hij heeft het recht zoo te spreken, want hij heeft bewezen, dat hij bereid is voor groote nationale zaken alles op te offeren. Zoo is er geen zin die hij uit, waaromtrent ook maar één oogenblik twijfel ten opzichte van de waarheid en echtheid rijst. Dit is zijn kracht, dit de reden waarom zijn woord zulk een diepen indruk maakt dat de menschen van heinde en ver komen om naar hem te luisteren, wanneer hij in een vergadering het woord zal voeren.
Zulk een man is ook Gen. F.W. Beyers, die door de Regeering benoemd is tot Commandant-Generaal van het Z.-Afr. volksleger en die op dit oogenblik op weg is naar Europa om in Zwitserland, Engeland en misschien ook andere landen de leger-oefeningen bij te wonen.
Deze benoeming is door bladen van alle kleur met ingenomenheid begroet. Men waardeert hier - ook bij de welgezinde Engelschen -
‘'n Man wat zijn man kan staan,
'n arm wat 'n slag kan slaan,
en 'n wil wat so vast so's klipsteen staan.’
Zulke mannen hebben hier den grootsten invloedrijksten aanhang op dit oogenblik.
Bijna bevreesd geworden door die eenstemmige hulde heeft Gen. Beyers zich gehaast het heel duidelijk uit te spreken, dat hij er geen oogenblik aan dacht van de Z.-Afr. weermacht een Engelsch leger te maken. Het zou zijn Zuid-Afrikaansch in alle opzichten, dat wil zeggen volkomen tweetalig en overeenkomstig de eischen van het Z.-Afr. volk en land.
De Engelschen hielden zich dit voor gezegd. Zij weten dat het zoo zal zijn. Gen. Beyers' woord is het woord van een man.
De invloed van zulke mannen doet zich sterk gelden in ons staatkundig leven. Hun voorbeeld wekt anderen op dezelfde openlijke politiek te huldigen. Zooals Gen. Hertzog, in de bijeenkomst waarover ik zooeven sprak, vaststelde: ‘Het volk heeft zijn zelfrespect teruggevonden.’
Even rechtuit als de woorden van deze mannen was de redevoering van den heer Frederik de Waal, den administrateur der Kaap-Provincie, toen hij in den Kaapschen Provincialen Raad, de wijziging der Onderwijswet inleidde, die het onderwijs in overeenstemming zou brengen met dat van Transvaal en Vrijstaat. Hij wees erop hoe er in de Kaap steeds ontevredenheid bij de Hollandsche Afrikaners heeft geheerscht. In 1865 werd de treurige geschiedenis al begonnen, toen bevolen werd dat in de Al en A2 scholen alle onderwerpen door middel van het Engelsch onderwezen moesten worden en na dien tijd was er nimmer vrede en rust - zelfs niet toen in 1882 beide talen gelijke rechten kregen; omdat die gelijkheid slechts in schijn bestond, zoo lang de examens van de Universiteit van Kaapstad het Engelsch een veel te grooten voorrang gaven, en eentalige - Engelsche - schoolopzieners Hollandschsprekende kinderen bij de examens achterstelden. ‘Door zulk onderwijs raken de Hollandschsprekenden achter bij de Engelschsprekende kinderen en men mag van Hollandsch Afrikaansche kinderen geen Engelschmannetjes maken’, zei de heer De Waal.
Met een kleine meerderheid, slechts drie stemmen, - de Engelschsprekende leden van den Raad stemden als één man tegen - werd de wijziging aangenomen. ‘Het is nog wel niet het ideaal, maar de Kaap kan tevreden zijn onder de gegeven omstandigheden’, zeide Gen. Hertzog, te Pretoria ook over deze zaak sprekende.
Een zeer groote vooruitgang voor de Kaap is het zeker. Thans zullen daar op alle scholen beide talen worden geleerd, wat vroeger niet behoefde. Groote vreugde heerscht er dan ook onder de jonge Hollandsche Afrikaners. Zooals ik reeds vroeger opmerkte, zijn zij over het algemeen met diepe liefde voor de nationale zaak bezield. Dat geeft hoop voor de toekomst, want ik heb hier vroeger andere tijden gekend, toen de jongeren het deftig en beschaafd vonden om alleen Engelsch te spreken, ‘want dis mos die taal, waar veel van hul ape mee poch en mee praal.’
31 Augustus zal door de Hollandschsprekende studenten van Stellenbosch te Kaapstad een monsterbetooging worden gehouden om hun vreugde over deze beslissing te uiten. Zij zullen dien dag in groote getalen naar de moederstad aan Tafelbaai komen om aldaar de herstelling van de rechten der Hollandsche taal in de Unie van Zuid-Afrika te vieren. Bij die gelegenheid hopen zij, dat verscheidene der voormannen, zooals Pres. Steyn, Gen. Hertzog, Prof. Moorrees en anderen een kort woord tot de studenten zullen richten.
Zeker niet zonder bedoeling is de verjaardag van Nederlands' Koningin van deze betooging gekozen; een bewijs alweer hoe men meer en meer toenadering tot Nederland gevoelt.
Dat deze wijziging der Onderwijswet nog lang niet het einddoel is, erkent hier ieder weldenkende; maar niet eerder beseft men met welke reusachtige moeilijkheden de Afrikaner voormannen hier te kampen hebben, vóór men dit met eigen oogen heeft aanschouwd. En dan ook krijgt men eerst vollen eerbied voor hetgeen is bereikt. Ieder weet, dat nog veel moet worden gedaan, maar zoo lang wij mannen als President Steyn, Gen. Hertzog en Gen. Beyers hebben, wanhoopt niemand. Zooals de voorzitter van het Huldigings-Comitée tegen Gen. Hertzog zeide: ‘Gij moet nog harder vechten. Het zal U misschien moeilijk vallen; maar gij moet.’ In zijn antwoord verklaarde Gen. Hertzog: ‘Hij voelde zich bedrukt dat hij nog meer zou moeten doen, waarop een stem onder donderenden bijval riep: “Jij moet Generaal.” Welnu, ik zal’, was 't korte, teekenende antwoord.
Zoo weet ieder hier, dat nog lang niet alles is verkregen en dat de strijd nog onafgebroken en onvermoeid zal moeten worden voortgestreden. Gelukkig, dat men dit voelt, dat dit besef alom wakker is. Het maakt dat de verkregen rechten ook worden gebruikt. Weleer was dit maar al te vaak anders. Het recht was verkregen, maar het bleef een doode letter. Slechts enkelen kenden er de waarde van.
Dat het nu anders is, mag wel de allervoornaamste reden tot verheugenis heeten.
OU-BOET.
Pretoria, 10 Augustus 1912.