Neerlandia. Jaargang 16
(1912)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezonden.Slechte voorlichting.In Anmerkungen zu Langenscheidts Landkarte von Belgien und den Niederlanden worden zij, die lust mochten gevoelen Nederlandsch te leeren, volgenderwijze ingelicht omtrent onze taal. Van België heet het: ‘Die offizielle Sprache ist die französische die von 45% der Bevölkerung gesprochen wird; 40% sprechen das Vlämische, das mit dem Deutschen, besonders dem Niederdeutschen, grosze Aehnlichkeit hat’, alsof de geheele Vlaamsche Beweging sedert 1831 niets had uitgewerkt, alsof door de drie taalwetten van 1873, 1878 en 1883 de Nederlandsche taal niet alleen door geheel België als officieele taal naast het Fransch erkend is, maar ook den ambtenaren en advocaten de verplichting opgelegd, zich ermede bekend te maken, en zij als leervak op de scholen is opgenomen!Ga naar voetnoot1) Merkwaardiger is nog, dat het Vlaamsch, een zuiver Westnederfrankisch dialect, dat alleen wat het Westvlaamsch betreft met Friesche bestanddeelen is vermengdGa naar voetnoot2) zooveel overeenkomst met het Duitsch heeft! Misschien zou de schrijver liever wel gezet hebben, dat het Vlaamsch een Duitsch dialect is, n.b. een dialect, dat reeds in de 13e eeuw tot een der rijkste, smijdigste schrijftalen zich heeft verheven, dat een litteratuur heeft, als geen ander Nederlandsch dialect kan aanwijzen. Die overeenkomst met het Duitsch bestaat dan ook slechts in het brein van den schrijver, en dient zeker slechts als lokmiddel, om Duitschers aan het Nederlandsch leeren te krijgen. Van Nederland wordt beweerd, dat het ‘noch jetzt in Ostindien, Spanien, Westindien und Südamerika einen bedeutenden Kolonialbesitz... hat.’ Dat Spanien is bepaald kostelijk, en toont wel de waarde, die men aan de ‘Anmerkungen’ van den schrijver hechten kan. Maar de schoonste ‘Anmerkung’ is wel:: ‘Die selbständige Entwickelung der Niederländischen Sprache beginnt erst mit der im Westfälischen Frieden (1648) vollzogenen Trennung der Niederlande von Deutschland. Das Niederländische hat viele deut- | |
[pagina 184]
| |
sche Bestandteile und ist deshalb für Deutsche und besonders für Niederdeutsche leicht zu erlernen!’ Over die zelfstandige ontwikkeling van het Nederlandsch leze men de belangrijke hoofdstukken bij Te Winkel, blz. 23-31. Het zou te veel plaats vergen, aan te toonen, dat die zelfstandige ontwikkeling van het Hollandsch sedert de 13e eeuw toen de Hollandsche en Zeeuwsche steden, de grafelijke kanselarij en schrijvers als Melis Stoke, het zuiverste Dietsch gebruikten, reeds was begonnen; dat Utrecht in de 14e eeuw volgde, dat in de volgende eeuwen in Noord- en Zuid-Nederland een algemeene schrijftaal in zwang was, die hier en daar slechts kleine ondergeschikte afwijkingen vertoonde; dat de taalzuivering, onder Brabantschen en Vlaamschen invloed in het laatste kwart der 16e eeuw, het Noord-Nederlandsch als verjongde, en het tot een letterkundige taal van den eersten rang verhief, die weldra in de geheele Republiek haar macht deed gevoelen. Dat het Nederlandsch vele Duitsche bestanddeelen heeft, is zeker nog eerst te onderzoeken. De tijden van 1340-1425, toen Duitsche invloed op de letterkundige taal werkte, hebben de volkstaal niet getroffen, de taalzuivering van Spiegel en Hooft heeft de taal van gallicismen geschuimd, maar met germanismen en latinismen bezwaard. Wil men daarin nu de overeenkomst met het Duitsch zoeken, dan kan aanstonds aangemerkt worden, dat de meeste dier germanismen reeds weer zijn opgeruimd, maar dat het onze kantoorlieden zijn, die zich de moeite niet geven het Nederlandsche woord voor het Duitsche te kiezen, welke onze taal geweld aandoen, en met allerlei nieuwe germanismen verknoeien. Wellicht heeft de schrijver op grond van het kantoormenschen-Nederlandsch gemeend van ‘viele deutsche Bestandteile’ te mogen spreken. Vooral dat ‘leicht zu erlernen’ van onze taal, is fraai; 't is ook slechts een lokvink, want ik weet geen volk, dat zooveel moeite heeft, om Nederlandsch te leeren als de Duitschers. Dordrecht. J.L. VAN DALEN. |
|