de hoog opgestapelde koolen, die van Amager worden verzonden naar Rusland, Duitschland, niet het minst naar Amerika.
Overal zag ik oud-Holland, het merkwaardigst zeker in St.-Magleby, ook nog in onzen tijd Old-Holland genoemd! Hoe voelde ik mij ontroerd, bij al die oud-Hollandsche indrukken toen ik de kerk van St.-Magleby, de oudste van Sjaelland, binnentredend, het bewijs vond van de 300 Hollandsche tuinders die Christian II, op den wensch van zijne minnares, het Hollandsche ‘Duveke’, naar Kopenhagen liet komen en die het eilandje Amager hebben gemaakt tot den tegenwoordigen groententuin van Denemarken's hoofdstad.
Nooit zal ik vergelen de oud-Hollandsche gastvrijheid, waarmede mij de predikant van het Luthersche kerkje ontving. Wat ik in dit kerkje vond is zeker de aandacht waard van elken oudheidkenner, elken historicus, die nog eerbied voelt voor de degelijke oud-Hollandsche kunst: de houten predikstoel van 1614, rijk en kostbaar gesneden, met kleuren en beelden zoo frisch en gaaf, als waren ze gisteren eerst aangebracht! Hoe schoon en hoe degelijk toch was oud-Hollands kunst! Dit bleek ook uit de bezienswaardige bronzen kerkkroon, uit de 17e eeuw, die mij aan de moderne modellen herinnerde. En met nog meer overredingskracht sprak het oud-Hollandsch uit dien schijnbaar nog pas gebruikten, roodhouten offerbak met zijn opschrift: ‘Dit is de Erme Back, Geeft zoo word du gegeven’, ook uit den langwerpigen houten collectebak, waarmede tot 1860 een jongen na den kerkdienst rondging, die 't opschrift droeg: ‘Van Jan Chrelissen and Hariche Janssen, 1659. Gott geve ons den ewigen Frede’.
Na al die antieke merkwaardigheden toonde mij eindelijk de eerwaardige predikant het kostbaarste van het kostbare van al die oud-Hollandsche, hier bewaarde curiositeiten, en wel de schoongedreven zilveren kanne, waarop ik zonder eenige inspanning, duidelijk las: ‘Aan de kerke van Hollanderdorp, op 't land Amak, heb ik met mijn gemind, geliefd Frouw Charlotto Christiaan, den Heere Godt ter eere, en de gemeente alhier tot Gebruik en Zirat op 't Altaer, deze wijnkanne vereert. Gegeven den XXIV December MDCCXXX, Jacob Hummer.’ Daarna volgde dit vierregelig dicht:
‘Komt niet hier als onbereyd
Dat kost uwe eige zaligheid.
Maar eet en drink in den gelove
Zo neemt y God in zijn vertrouwe!’
Toen ik met warmen dank van mijn Lutherschen geloofsgenoot, den gastvrijen evangeliedienaar afscheid nam, schonk hij mij tot aandenken aan mijn bezoek vier briefjes met de volgende opschriften: Dobes (gedoopt) Crislles Anders Chrisfensen; Dobes Dirck Gerhard Jansen; Dobes Dirck Alfred Petersen; Ogtevies (echtelieden) Carl Peter Riber en Leisbeth Jan Willemsen. Alle Hollandsche namen, zooals ik ze ook vond op de grafzerken van het kerkhof, dat het kerkje omsloot. Onvergetelijk dit bezoek aan Old-Holland!