Hoedenmakers-Nederlandsch.
Geachte Redacteur,
In mijn jeugd droeg men een strooien hoed; later zijn de stroohoeden in den handel gebracht. Nu draagt men ook geen vilten hoed meer, maar een vilthoed, en 's winters geen bonten muts, maar een bontmuts.
Het zal wel niet lang meer duren, of de zijden hoed van de heeren wordt een zijhoed en de fluweelen hoed van de dames een fluweel hoed.
Waarom dat alles toch?
Men spreekt toch ook niet van katoenhemden, goudhorloges, woldekens, neteldoekgordijnen, en van het glasmuillje van Asschepoester?
's-Gravenhage, Mei 1912.
Mr. C. BAKE.