Met bezorgdheid denkt men er aan, dat de tijd nog zoo kort is en er nog zooveel gedaan moet worden eer de haven van Curaçao in staat zal zijn mede te kunnen wedijveren met hare buren.
Zal Nederland niet te laat komen? Zal Nederland bij de opening van het kanaal niet achter het net visschen omdat het te lang gewikt en gewogen heeft?
Dit vraagt men zich af met een beklemd hart, wanneer men leest dat andere landen, zooals Denemarken, ons reeds voor zijn, hunne plannen reeds gereed hebben en de uitvoering al begonnen zijn.
Wel is het reeds lang bekend, dat onze Regeering gelden heeft aangevraagd, die reeds zijn toegestaan, tot verbreeding van den havenmond van Curaçao en dat spoedig met dit werk begonnen zal worden; doch deze verbetering is onder de tegenwoordige omstandigheden reeds eene gebiedende noodzakelijkheid wegens het gevaar voor groote schepen, verbonden aan het binnenvaren van de nauwe haven van Curaçao.
Vele schepen mijden onze haven thans reeds; hetgeen weder blijkt uit een bericht in de Amigoe di Curaçao van 6 April j.l. waarin vermeld wordt:
‘Verleden week nog verklaarde de directeur van de Transatlantique, dat geen der schepen Curaçao mocht binnenvaren, niettegenstaande er fr. 10.000. - aan passagegelden bijeen was.’
Het verbreeden van den havenmond alleen is echter niet voldoende. Wil Curaçao een belangrijk deel van den toevloed van schepen naar zich toe trekken, dan moeten we zorgen bij de opening van het kanaal gereed te zijn, dan moet Curaçao eene haven bezitten, die zoodanig is ingericht, dat zij kan wedijveren met andere havens; zij moet dus voldoen aan de hoogere eischen, welke in de toekomst gesteld zullen worden.
Dan alleen heeft Curaçao kans mede te profiteeren van het toenemend scheepvaartverkeer.
Dat die kansen zoo gering zijn als velen schijnen te meenen, moet hier weersproken worden.
Van de belangrijke scheepvaartvermeerdering, welke de opening van het kanaal tengevolge zal hebben, zal aan Nederland zeker geen gering aandeel toekomen en nu mag men bij de Nederlandsche scheepvaart-maatschappijen toch zeker wel zooveel nationaliteitsgevoel verwachten, dat zij, zoo mogelijk, aan onze haven voor kolen laden, enz. de voorkeur zullen geven boven eene vreemde (voornamelijk zullen die havens kolen-stations worden). Zoo zullen de Engelschen hunne havens bevoordeelen, de Franschen die der Fransche koloniën, de Denen St. Thomas, De landen, welke in de buurt van het kanaal geene koloniën bezitten, zullen die havens aandoen, waar zij het best en het vlugst bediend zullen worden.
Nederland moet de haven van Curaçao dus zoodanig inrichten, dat men althans verwachten mag, dat de Nederlandsche schepen er heen gelokt zullen worden.
Wordt dit doel bereikt, dan mag men reeds tevreden zijn. Doet men niets, dan zullen zelfs onze eigen schepen Curaçao links laten liggen.
Is het misschien waar dat Curaçao ten opzichte van den vaarweg van Europa iets ongustiger is gelegen dan St. Thomas; daartegenover kan Curaçao weer andere voordeelen aanbieden als goedkoope en goede werkkrachten, snel en goedkoop kolenladen, lage loodsen havengelden, enz.
Ook ligt Curaçao buiten de orkaanstreek, hetgeen met St. Thomas en de overige bovenwindsche eilanden niet het geval is.
Ook is Curaçao zeer gunstig gelegen om van daaruit als basis nieuwe stoomvaartlijnen te doen loopen langs de Westkust van Noord- en Zuid-Amerika.
Dat Curaçao nu reeds een goeden naam heeft als kolen-station moge uit de volgende mededeeling blijken, welke de Kapitein ter Zee W. Houwing, Commandant van Hr. Ms. ‘Zeeland’ deed toekomen aan de Amigoe di Curaçao. Z.H.E.G. deelt hier mede, dat bij het kolenladen van bovengemeld oorlogsschip op 3 April l.l. in 5 uur tijds 785 ton kolen werden overgenomen, waardoor een gemiddelde snelheid van 157 ton per uur werd bereikt. Daardoor werd het reeds zoo belangrijk uurrecord van de firma Maduro & Zns, dat tot nog toe 142 ton bedroeg nog met 15 ton verhoogd.
De redactie voegt hieraan toe:
‘Wij brengen Commandant Houwing hierbij beleefdelijk dank voor de toezending van dit voor onze kolonie zoo hoogst belangrijk bericht. Curaçao heeft hoofdzakelijk als kolenstation iets te wachten van de opening van het Panamakanaal. En nu is het voor ons van zeer veel waarde dergelijke mooie getuigesen als hierboven, publiek te maken en overal te verspreiden. Het kolenstation van Curaçao vestigt daardoor zijn naam als snelste station van geheel West-Indië. Alleen St. Lucie kan met ons nog concurreeren. Dat de kolen hier goedkooper zijn dan overal elders in den omtrek, is ook al voldoende bekend, zoodat Curaçao is het snelste en goedkoopste kolenstation van West-Indië.
Aan de firma Maduro & Zns onze hulde voor hare stijgende activiteit en het reeds behaalde succes. Wij hopen, dat over een paar jaar niet pl. m. 40.000 ton, zooals nu, maar 100.000 ton jaarlijks geleverd zullen worden.’
Curaçao is dus thans reeds, ondanks de primitieve wijze van kolenladen het snelste en goedkoopste kolenstation van West-Indië.
Dat ook de Nederlandsche Regeering van oordeel is, dat Curaçao door de opening van het Panamakanaal eene betere toekomst tegemoet kan gaan, mits de noodige verbeteringen aan de haven worden aangebracht en zij zich niet tevreden zal stellen met eene verbreeding van den havenmond alleen, blijkt ons uit de Memorie van Antwoord op de aanhangige wijziging der begrooting van Curaçao voor 1910, waarbij de Minister de volgende inlichtingen geeft omtrent het haven-vraagstuk.
We lezen daarover in de Nieuwe Courant van 8 Mei 1912 het volgende:
‘De Minister deelt mede, dat van de Commissie voor de Handelspolitiek is ontvangen een rapport betreffende de havenplannen voor Curaçao, in welk rapport de commissie ontraadt om aan de heeren F.W. Everts en L.M. Leezer, concessie te verkenen voor