Neerlandia. Jaargang 16
(1912)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen Hollandsch Huis te Parijs.Geachte Redactie.
Evenals gij heb ik met groote belangstelling kennis genomen van een voorgenomen stichting van een Hollandsch Huis te ParijsGa naar voetnoot*). Een idee, waarover ik ten vorigen jare Mei, toen ik te Berlijn een Hollandsche Tentoonstelling hield, met enkele journalisten sprak. Ik ging daarbij echter iets verder dan men in Parijs voornemens is te doen. Ik zou n.l. in de voornaamste hoofdsteden van Europa een Hollandsch Huis gesticht willen zien, waarin niet alleen onze kunst en kunstnijverheid konden worden ondergebracht, maar dat zoo ingericht werd dat de meest bekende Hollandsche artikelen waarvoor in het buitenland belangstelling en navraag is in Hollandsche winkels verkrijgbaar werden gesteld. De zaal waarin kunst- en kunstnijverheid-tentoonstellingen elkaar zouden afwisselen, zou ook dienstbaar gemaakt kunnen worden voor het houden van tentoonstellingen van andere artikelen waarvoor men in het buitenland propaganda wil maken en tevens tot gehoorzaal waarin Hollandsche sprekers, de taal van het vreemde land volkomen machtig, voordrachten over ons land zouden kunnen houden. Daardoor zouden de malle denkbeelden over ons Vaderland langzamerhand verdwijnen. De Afdeelingen van het Algem. Nederl. Verbond en de Kamers van Koophandel vinden hier m.i. een prachtig terrein om voor dat Vaderland werkzaam te zijn. Voor alles behoort in een dergelijk Huis de Consul-Generaal te zetelen, maar dan een goed bezoldigde, die het niet als een eerebaantje opvat om ‘hoffähig’ te zijn en een lintje te krijgen. Wanneer de Staat, de belanghebbenden in Nederland ten de in den vreemde gevestigde en georganiseerde landgenooten samen werken, lijkt het mij niet onmogelijk dat een Hollandsch Huis weldra te Parijs, Londen, Berlijn, Weenen, Brussel, Pretoria of Johannesburg verrijst. Economisch lijkt het mij zeer eenvoudig. Wenschelijk zou het zijn, dat de verschillende Kamers van Koophandel ter plaatse een begrooting maakten, zich daarna met groot-industrieelen en kooplui in Nederland, die voor het denkbeeld voelen, in verbinding stelden, om vervolgens de hulp en medewerking van de Regeering te vragen. Het denkbeeld thans door de Parijsche Kamer van Koophandel geopperd is in het klein maar blijvend, wat ik tijdelijk maar in het groot enkele jaren geleden te Utrecht in de Vereeniging van Tentoonstellingsbelangen heb ontwikkeld; om n.l. niet meer mede te doen aan de groote Internationale Tentoonstellingen, doch Nederlandsche Tentoonstellingen in het buitenland te houden. De kleine Tentoonstelling in Londen bewijst dat dit denkbeeld niet alleen uitvoerbaar is, maar op groote belangstelling kan rekenen. Laren, Mei 1912. N. VAN HARPEN. |
|