minister: ‘In een dun bevolkt land, waar de afstanden groot zijn zoals in Zuid-Afrika, zou het uiterst onverstandig zijn het hoger onderwijs teveel te willen centraliseren. Plaatselike inrichtingen voor hoger onderwijs zijn noodzakelik... In dit opzicht, meen ik, hebben we veel van Amerika te leren.’
Nu onderscheidt Amerika zich, naar de minister had uiteengezet, van Duitschland en eenigszins ook van Engeland, door den aard van zijn Colleges die geen Universiteitscolleges zijn, maar afzonderlijk staan en voor een goed deel ook eigen graden verleenen. President Murray-Butler van de Columbia-universiteit te Nieuw-York heeft van die afzonderlijke Colleges getuigd:
‘De kursus van ons Amerikaanse kollege staat ongeveer gelijk aan de ober prima en unter prima van het Duitse gymnasium plus de eerste twee jaren aan een universiteit, of het eerste jaar aan een universiteit, waar men een drie-jarige kursus heeft; het kollege-werk komt nagenoeg overeen met die periode van ontwikkeling en met het peil van dat onderricht... Wij hebben, in Amerika een drievoudig stelsel van organisatie, terwijl men in Duitschland en in zekere mate ook in Groot Brittanje, een tweevoudig stelsel heeft. Wij hebben de middelbare school, het kollege, de universiteit; daar heeft men school en de universiteit... Voorts moeten universiteiten altijd betrekkelik weinig in getal en ver van elkaar gelegen zijn. Hun instandhouding wordt altijd duurder en in Amerika zullen ze in de toekomst zeer zelden worden opgericht, daar ze zo verbazend grote fondsen behoeven. De kolleges, welke veel goedkoper zijn en tot groot nut kunnen zijn voor van 100 tot 300 of 400 studenten, kunnen op vele centra worden opgericht... Het kollege is de plaats, waar het ideaal van een algemene en brede kultuur, in tegenstelling met de strenge specialisatie van de studenten voor de professies en het wetenschappelik onderzoek, wordt nagestreefd.’
Waar nu minister Malan bij de inrichting van het hooger onderwijs in Zuid-Afrika Amerika ten voorbeeld wil nemen, ligt de gevolgtrekking voor de hand, dat hij naast de universiteit - hetzij hij zich die op één plaats gevestigd denkt, hetzij, naar Engelsch model, bestaande uit verspreide Colleges, hooge scholen - een aantal van die Amerikaansche Colleges wil stichten of in stand houden, inrichtingen die tusschen middelbare en hoogere scholen instaan.
Van groot belang vooral voor Neerlandia is wat de minister van de taal en de universiteit zei. Het was dit:
‘Het hogeronderwijs-stelsel van Zuid-Afrika moet in de redelike behoeften van de Engels- en de Hollandssprekende sekties der bevolking voorzien. Krachtens de Zuid-Afrika Akte staan zij op absoluut gelijke voet, beide wat betreft hun sociale en politieke status en wat betreft hun talen. De vraag ontstaat dan, of beide sekties wel door dezelfde universiteit kunnen worden gediend, dan wel of het noodzakelik zal zijn, afzonderlike inrichtingen te hebben voore elk. Ik weet, dat dit een zeer moeilike en diepgaande vraag is, die ik hier wegens tijdsgebrek niet ten volle kan bespreken. In Zwitserland zijn er Duitse universiteiten voor de Duitse sektie der bevolking en Franse universiteiten voor de Franse sektie, terwijl men te Zurich een zeer goed toegeruste tweetalige polytechnische school heeft, die beide sekties dient. In België zijn de universiteiten uitsluitend of grotendeels Frans, doch de Vlaamse sektie eist met toenemende kracht een eigen Vlaamse universiteit. Ik hoop van harte, dat het in ons land mogelijk zal zijn, de jeugd van beide sekties van onze bevolking in dezelfde inrichtingen op te leiden. Ik geloof, dat het van het grootste belang is voor de toekomst van de Unie, dat zij met elkaar in aanraking zullen komen gedurende de jaren waarin hun gemoederen het vatbaarst zijn voor indrukken en dat zij alzo zullen leren, elkaar te verstaan en te respekteren. Enig ander schema, dat als gevolg zou hebben de scheiding van deze twee sekties, welke voordelen - op akademies gebied of anderzins - dat ook moge aanbieden, behoort, mijns inziens, te worden verworpen, altans totdat duidelik door de ervaring gebleken zal zijn, dat de hier aan de hand gegeven oplossing onprakties en onuitvoerbaar is. Maar ik weiger te geloven, dat de vooroordelen, òf aan de ene òf aan de andere kant, sterk genoeg zullen zijn om de ineensmelting van de twee rassen tot één natie op den duur te beletten.’
Aldus de minister.
Wij hebben al eens en andermaal de meening uitgesproken, dat het Hollandsch er bij het hooger onderwijs in Zuid-Afrika slecht bij zal varen als het aan eenzelfde universiteit met het Engelsch zoogenaamd gelijke rechten krijgt. Wat er in de praktijk van die gelijke rechten wordt, kunnen elke week de bladen die uit Zuid-Afrika aankomen den lezer leeren: het Hollandsch wordt voortdurend ver achteruit gesteld. Het mag zijn, dat aan het tweetalige polytechnicum te Zürich beide talen krijgen wat hun toekomt, maar de wet wordt in Zwitser and ook toegepast en zoowel de Fransch als de Duitsch sprekende Zwitsers staan voor hun taal. In Zuid Afrika daarentegen staan de Engelschen voor hun taal en een kleine minderheid van Afrikaanders, het beste en flinkste deel wel is waar, maar een minderheid. En art. 137 van de grondwet wordt zeer schaars toegepast.
Overigens heeft Zwitserland eentalige universiteiten, en belet dat, dat de twee ‘rassen’, de twee nationaliteiten één natie vormen? Allerminst. Er zijn weinig volken, die zich zoo één gevoelen als het Zwitsersche, hoewel een deel der bevolking Fransch en het andere Duitsch spreekt, - van de kleine minderheid die Italiaansch of Romaansch spreekt, maar zich evenzeer Zwitsers voelt, gezwegen.
Maar, is men er en blijft men er inderdaad in Zuid-Afrika op gesteld, dat bij het hooger onderwijs beide talen, het Hollandsch zoowel als het Engelsch, hun volle recht krijgen, dan zal mettertijd wel de Hollandsche universiteit er komen, want aan één universiteit zal de proef, naar onze overtuiging, stellig mislukken. Het Hollandsch zal er de kreupele ezel blijven, waarvan de Volkstem en andere Hollandsche bladen in Zuid-Afrika voortdurend het droevig achteraan hinken beschrijven. En zijn er twee of meer universiteiten, - deze Engelsch, de andere Hollandsch - dan kunnen de studenten over en weer een jaar hospiteeren. Dat kan dan hun taalkennis en de goede verhouding bevorderen.
Uit de rede van minister Malan blijkt echter, dat het Hollandsch het eerst nog samen met het Engelsch aan een universiteit moet beproeven, maar, vreezen wij, onder omstandigheden die de twee talen geen gelijke kansen bieden.