Verdrongen woorden.
Onze sociaal-democratische schrijvers studeeren het vlijtigst in Duitsche boeken en kranten. Dat is aan hun Hollandsch te merken. En door hun invloed zijn er al ettelijke germanismen vrij algemeen in onze taal doorgedrongen.
Geen germanisme is het woord klasse, dat in socialistische geschriften zoo groote rol speelt, maar we hebben er tegen, dat het het goede en, dunkt ons, schoone woord stand in onbruik heeft gebracht.
Men leest nu nagenoeg uitsluitend van de arbeidersklasse, den klassenstrijd, den klassenhaat, de kapitalistische klasse enz. Waarom mag het niet meer wezen de werkende stand, niet de standenstrijd, de standenhaat enz.? Wij hebben vroeger toch altijd gesproken van den derden stand (de burgerij), den vierden stand (de werklieden), van den geleerden stand, den geestelijken stand, den winkelstand, den middelstand, enz. Tegenwoordig is alles klasse, en het klinkt allerminst fraaier.
Zoozeer is dat woord stand er uit, dat men er de beteekenis niet meer van voelt. Zoo lazen wij dezer dagen van een nieuwe vennootschap, die, blijkens haar statuten bedrijfskrediet wil verleenen ‘aan de landbouw-, middenstands- en volksklassen.’ Dus ‘middenstandsklassen’! In eenvoudig Hollandsch zou dat moeten luiden: ‘aan den landbouwenden, middel- en werkenden stand.’
Een ander woord dat in de verdrukking schijnt te komen (een uit vele!): bemoedigend. Dat heet tegenwoordig moedgevend. Is bemoedigend iets anders, en niet fraaier?