Een Australiër over Nederland.
De eerw. heer John Beukers schrijft in The Wheatfield's Wayfarer, een maandblad dat voornamelijk zijn lezers telt onder de korenboeren in West-Australië, een aantal artikelen over Nederland.
‘Holland’, zegt hij, ‘is een land dat slechts onvolkomen bekend is bij de menschen, die aan deze zijde van den aardbol wonen. De doorsnee man stelt zich Holland voor als een land, dat dagelijks in gevaar is van door de zee, die zijn duinen bespoelt, of door de rivieren, die het doorsnijden, te worden overstroomd; een land, welks gouden eeuw in het grijze verleden ligt; dat eens bewoond werd door een onverschrokken zeevarend volk; dat een Willem de Zwijger en een Willem III voortbracht; dat een dapperen strijd vocht voor zijn vrijheid; maar dat thans in hoofdzaak een plek is, waarheen de Amerikanen en Engelschen komen om zich te vermaken met de vreemde kleederdrachten der plattelandsbevolking.’
De schrijver teekent Nederland's plaats in de geschiedenis, om daarna zijn lezers te toonen welke plaats dit land tegenwoordig bekleedt.
Het Nederlandsche volk heeft zijn eigen aard behouden. Het heeft menig grondgebied veroverd, maar die veroveringen hebben geen hartzeer nagelaten, omdat zij niet ten koste van andere volken werden behaald, maar ten koste van de machtige zee.
Holland moge dan geen instrument bespelen in het Europeesche concert, het heeft de voldoening van den Vredestempel en het Internationale Scheidsgericht te herbergen.
De Nederlanders trekken er op uit en bekleeden in bijna elken hoek van den aardkloot eervolle betrekkingen; maar slechts hun vertrouwde kennissen weten van waar zij komen. Niet dat een Nederlander het land zijner geboorte verloochent, maar hij maakt zich de taal van het land zijner vestiging zoo goed eigen, dat de tongval de vreemde afkomst van den spreker niet verraadt.
Nog bezit Holland groote mannen. Het doet zijn zaken kalm en zonder ophef en het kan zijn overzeesche bezittingen besturen zonder de hulp van krantenmenschen of de besluiten van openbare vergaderingen.
Met Engeland deelt het de eer van staatslieden te bezitten, die goede boeken schrijven.
De heer Beukers gaat ten slotte de betrekkingen na die tusschen West-Australië bestaan en nog kunnen worden uitgebreid, om te eindigen met een dichterlijke beschrijving van het schilderachtige Nederland van wijde wateren en hooge luchten, van teere landschappen en stemmige natuur, van mooie steden en teekenende dorpen en een beschrijving te geven van het leven der schippers en den invloed, die de schipperij op de Nederlandsche geschiedenis heeft geoefend, vooral in den 80-jarigen oorlog.