De Belgische Académie had Dr. Pirenne afgevaardigd, voorts waren er vertegenwoordigers van de Keizerlijke Akademie te Berlijn, en van de Universiteiten van Hamburg en Freiburg. Tot de figuren, die bijzonder de aandacht trokken, en die men voortdurend omringd zag door een breeden kring luisteraars, behoorde de priester-letterkundige, Dr. Hugo Verriest. Een weldaad is het, hem en zijn broeder, de Leuvensche Professor, te hooren vertellen van Guido Gezelle, van hun vereering en liefde voor dien dichter en mensch.
Den avond van dien dag waren de feestgenooten door het Gemeentebestuur uitgenoodigd tot een Raoût ten stadhuize. Zij vereenigden zich in de oude zaal, waar de Vierschaar der Keure, der vroedschap van Gent, oudtijds zitting hield. Een gedenksteen in den muur herinnerde er aan, dat daar in 1576 de Pacificatie van Gent gesloten werd. Uit die zaal werden wij geleid naar de aloude tuigkamer (Salle de l'Arsenal), waar de burgemeester met het stedelijk bestuur, in ambtsgewaad, zijnen gasten toesprak. Zeer werd gewaardeerd, dat die rede in het Vlaamsch gehouden werd, wat niet zijne moeder- of omgangstaal is. Een à Capella-koor, onder leiding van den heer Em. Hullebroek, zong eenige Vlaamsche liederen, onderwijl de gasten zich konden verkwikken aan allerlei versnaperingen en wijnen, die op een lange tafel tot toetasten uitlokten.
Zondag, 8 October, was de groote dag. Om 11 uur had in de Aula der Gentsche Hoogeschool de plechtige vergadering plaats, die door den Minister van Wetenschappen en Kunsten, den heer Poulet, evenals de Gouverneur van Oost-Vlaanderen in ambtsgewaad, met een toespraak in het Vlaamsch geopend werd, waarna de heer Teirlinck in 't kort de lotgevallen der Academie beschreef, haar bloeiend heden, haar blij verschiet dank zij de gulheid van Rijk en Gemeente, en van verschillende belangstellende gevers, wier namen met dankbaarheid werden genoemd. Herdacht werden allen, die bij de oprichting der Academie waren tegenwoordig geweest - met smart de overledenen, met spijt enkelen - o.a. de Staatsminister Beernaert en Jhr. Mr. Nap. de Pauw, die, de laatste door ziekte, verhinderd waren de plechtigheid bij te wonen -, maar met te grooter vreugde de nog levenden, die niet ontbraken, in de eerste plaats de Gouverneur der Provincie, De Graaf de Kerckhove, en in 't bijzonder de ‘leutige’ bestendige secretaris, de heer Edw. Gaillard, die van de oprichting af aan steeds met ijver het secretariaat heeft vervuld (dus met recht den naam verdient van bestendigen secretaris), en onder alle beslommeringen toch ‘toujours gaillard’ bleef. Mededeelingen van ingekomen stukken, voorlezing van adressen der vreemde Academies, een verslag over de werkzaamheden gedurende de 25 verloopen jaren, waren de volgende punten van het programma. Dit alles werd afgewisseld door fijne muziek, die zich deed hooren uit de hoogte van den tempel, in welken vergaderd werd en die, behalve door leden en genoodigden, gevuld was door een groot getal belangstellenden, waaronder vele dames. Het glanspunt dezer vergadering was wel de fraaie, knap uitgewerkte rede over de Roeping der Academie, welke tot besluit gehouden werd door Prof. dr. Willem de Vreeze. Voor hen, bij wie het eerst het denkbeeld gerezen was van de stichting eener Vlaamsche Academie - David, Willems -
bestond behoefte aan de beschaving der (Vlaamsche) moedertaal. De Academie zou zijn een wetgevend lichaam voor taal en letteren. Allen zouden moeten schrijven en woorden gebruiken volgens dictée der Academie. Men dacht daarbij aan de Académie de France, maar die had ondervonden dat een wetenschappelijk lichaam, dat algemeen geldende verordeningen zou willen uitvaardigen, ‘un oeuvre de routine et de confusion’ schept. Zij moest eindigen met te volgen waar zij had willen voorgaan. Aardig was de herinnering o.m. aan de geschiedenis van het zoeken naar een gepast Nederlandsch woord voor
vélocipède. Prof. Mathijs de Vries had het woord wieler verkozen. Dat woord voldeed volgens dien hooggeleerde aan al de eischen der etymalogie, lang zou het niet duren, meende ZHGel., of het volk zou dat woord als gemeengoed aannemen, en den berijder zou het wielenaar gaan noemen. Zonder zich echter aan Academie of hooggeleerde te storen, liet het volk het woord wieler ongebruikt, maar kwamen, van waar en hoe weet men niet, de woorden fiets en fietser meer en meer in zwang. ‘De Koninklijke Vlaamsche Akademie bescherme het recht der spraak!’
Wij hadden ons nu gereed te maken voor den feestelijken maaltijd, die om 2 uur in de groote feestzaal van de Academie zou plaats hebben. In de voorhal van het Universiteitsgebouw werd nog even bezichtigd de daar tijdelijk, in afwachting van de noodige herstelling, opgestelde reusachtige koperen draak, van eene lengte van 3½ Meter, die anders op het Belfort als windwijzer dienst doet. Wij dachten aan een Byzantijnsch of Oostersch werk, indertijd van eender kruistochten medegebracht, maar de Gids voor Gent zegt, dat het het werk is van een koperslager uit de 14e eeuw.
De zaal, waar de feestmaaltijd gehouden werd, droeg de woorden: ‘Mijn Vaderland is mij niet te klein’ van J.F. Willems en ‘De Taal is gansch het volk’ van Prudens van Duyse. Aan den disch zaten mede aan de Minister van Kunsten en Wetenschappen en de Gouverneur. Bij het plaats nemen zag ieder der gasten zich verrast met een bronzen gedenkpenning, hun door de Academie aangeboden ter herinnering van deze plechtige feestviering. Aan de keerzijde schrijft een Muze in een zaal der Academie in een gelauwerd boek den datum van de heuglijke gebeurtenis. Geest en zinnen werden ook verder aangenaam gestreeld. Aangekondigd was dat het instellen van heildronken door het bestuur geregeld was. Zoo was van wege het bestuur aan Prof. Te Winkel verzocht, om namens de vertegenwoordigers uit het buitenland het woord te voeren, wat hij tevens deed voor het Algemeen Nederlandsch Verbond en de Zuid-Afrikaansche Vereeniging.
Met opgewektheid toog men om 8 uur naar het Gouvernementshôtel, waar de heer Gouverneur der provincie Oost-Vlaanderen onze hupsche gastheer was; en wij het genot smaakten mevr. Ten Berge - De Muynck en de heeren Jules Drubbel, Willem van Waeyenberge en Frans Uyttenhove een schoon muzikaal programma van Vlaamsche liederen en composities te hooren uitvoeren.
Den laatsten dag, 9 October, werd weder vergaderd in de feestzaal der Academie. De ‘bestendige’ commissiën brachten er verslag uit van hare werkzaamheden, de commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde bij monde van Prof. dr. C. Lecoutere; de Kanunnik Dr. Jac. Muyldermans voor de commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde; de heer G. Segers voor de commissie voor Onderwijs in en door het Nederlandsch. Door de ziekte van Jhr. Mr. Nap. de Pauw kon het verslag der commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie niet worden gelezen, maar het zal in de handelingen worden opgenomen. Bij hetgeen den vorigen dag in de plechtige vergadering reeds was vernomen, werd nader de overtuiging gevestigd, dat de Academie veel en hard gewerkt heeft. Hebben wij goed verstaan, dan hadden ook onderwerpen uit het practische leven hare aandacht, als voedingsmiddelen en liesbreuken, zonder dat wij goed begrepen hebben wat dat met taal- en letterkunde gemeen had. Op het gebied van het onderwijs heeft zij gewichtig werk te weeg gebracht in het belang van de zuivering der moedertaal. Zij ijverde voor een goede uitspraak, en het spreken van een zuivere taal door onderwijzers, wenschte dit als een eisch bij de examens der normaalschool, wist een besluit der Regeering uit te lokken, volgens hetwelk in Vlaanderen geen inspecteur bij het onderwijs zou worden