Oost-Indië
Een onopmerkzaam opmerker.
Onder het opschrift ‘Een korte beschouwing over het doel, de werking en inrichting van het Algemeen Nederlandsch Verbond’ is in No. 9 van het orgaan van de Vereeniging ‘Insulinde’ door ‘Opmerker’ het een en ander over ons Verbond gezegd, dat in Neerlandia moet worden besproken.
Na de punten b en e op blz. 6 van het werfvlugschrift te hebben overgenomen, zegt de schrijver: ‘Het Verbond heeft in bijna alle werelddeelen Zelfstandige Afdeelingen, maar hier in Oost Indië hoort en merkt men weinig van zijn streven’, wat doet vermoeden dat de schrijver onbekend is met het bestaan van de Groep Nederlandsch-Indië. Aan wien de schuld? Ik geloof dat het antwoord moet zijn: aan Opmerker. Voortdurend wordt in de Indische bladen de Groep genoemd; trouwens, hij had het uit het werfvlugschrift kunnen zien. Verder verwijt hij ons het gebruik van groote woorden, zonder propaganda te maken voor onze denkbeelden. Geheel onverdiend. Ons Volksbestaan (het vroegere orgaan van de Groep) en Neerlandia zijn op ruime schaal verspreid, er zijn lezingen gehouden voor een ieder toegankelijk, stapels rondzendbrieven en werfboekjes zijn onder alle kringen van de bevolking rondgezonden.
Dan noemt Opmerker het treurig dat in de 13 jaar van het bestaan van het Verbond niets van het doel en streven, noch (!) minder van de resultaten is opgemerkt of gehoord, terwijl hij verder zegt: ‘In Zuid-Afrika alleen worden honderden boekerijen gesticht en heb ik teveel gezegd, dat de Nederlanders den Transvalers hun taal trachten op te dringen, terwijl zij de eigen onderdanen in de Oost en vooral de Hollandsche afstammelingen verwaarloozen’. Opmerker heeft hier werkelijk te veel gezegd. Het ligt niet op mijn weg hetgeen met betrekking tot Zuid-Afrika gezegd werd, te beoordeelen; wèl echter moet gewezen worden op hetgeen in Indië is gedaan voor de Hollandsche afstammelingen. Ik zal enkele punten laten volgen:
1. | Van de Regeering is verkregen dat de schoolboekerijen ook door anderen dan de leerlingen kunnen worden gebruikt. |
2. | Een Fröbelfonds is gesticht, waaruit vele scholen voor voorbereidend onderwijs zijn gesteund en voor ondergang behoed, in den tijd dat het Gouvernement nog geen subsidie aan die scholen verleende. |
3. | Nederlandsche tooneelgezelschappen zijn op allerlei wijzen gesteund. |
4. | Te Batavia werkt een Volksleesgezelschap dat aan een tweehonderd leden voor slechts f 1. - 's maands goede tijdschriften en boeken in huis bezorgt. Een dergelijk gezelschap heeft te Buitenzorg gewerkt, maar moest worden ontbonden wegens gebrek aan belangstelling. |
5. | Door de Afdeeling Semarang zijn lezingen gehouden en korte vlugschriften uitgegeven over de vragen van den dag. |
6. | Te Magelang, Ternate en Soekaboemi zijn met behulp van de Boeken Commissie te Rotterdam, volksboekerijen gesticht. |
7. | Door de Afdeeling Buitenzorg zijn in samenwerking met den Indischen Bond leergangen gehouden. |
8. | Aan de Regeering is verzocht om het Fransch af te voeren van het leerplan der lagere scholen, zulks vooral om het onderwijs in het Nederlandsch meer tot zijn recht te doen komen. |
Uit de jaarverslagen zouden nog veel meer zaken te halen zijn, maar die heb ik niet bij de hand.
Nog een opmerking over boekerijen. Nagenoeg op alle groote plaatsen in Indië vindt men Volksbibliotheken. Zeker zou het Verbond die gesteund hebben, en waar noodig, nieuwe hebben opgericht als maar eerst gebleken was, dat steun noodig was en werd aangetoond dat de boekerijen ook zouden worden gebruikt. Anders is het geld vermorsen.
Verder klaagt de schrijver er over dat de Vereenigingen van Nederlandsche afstammelingen niets gemerkt hebben dat op een toenadering tot samenwerking geleek. Deze klacht is onnoodig. Ik wees er reeds op dat in Buitenzorg is samengewerkt met den Indischen Bond. Insulinde zelf ontvangt geregeld Neerlandia, terwijl haar orgaan door het Groepsbestuur wordt gelezen juist om te zien in hoeverre met die Vereeniging zou kunnen worden samengewerkt. Maar wat hebben van hun kant de afstammelingen gedaan om het Verbond nieuwe wegen te wijzen? Wel zijn vele hunner lid, maar nooit bezoeken zij algemeene vergaderingen, nooit werden aan de besturen denkbeelden aan de hand gedaan hoe men iets goeds voor de Indo's kon tot stand brengen; nooit blijkt werkelijke belangstelling.
Waar de schrijver eindigt met den wensch dat het A.N.V. zijn aangenomen houding tegenover Oost-Indië zal laten varen, dat het in samenwerking met de aldaar bestaande vereenigingen die hetzelfde doel beoogen, zal verhinderen dat Insulinde langer verwaarloosd wordt, daar spreek ik de hoop uit, dat de in Indië geboren Europeanen wat meer belang zullen stellen in hetgeen het Verbond wil en dat diegenen onder hen die zich geroepen wanen namens hen de pen te moeten voeren, zich op de hoogte zullen stellen van ons werk, voordat zij ons van treurig nietsdoen beschuldigen.
R.v.I.