Jaarlijksche algemeene vergadering van Groep België.
Deze vergadering werd Zondag 30 April te Antwerpen gehouden, in het koffiehuis ‘Trois Arcades’, onder leiding van den heer A.C. van der Cruyssen, d.d. voorzitter. Na de lezing van het jaarverslag door den heer H. Meert, dat in het volgend nr. wordt opgenomen, de goedkeuring van de rekeningen en de begrooting voor het nieuwe bestuursjaar, werd op voorstel van den heer Cox besloten Koning Albert te verzoeken zich van de Nederlandsche taal te bedienen bij het a.s. bezoek van Koningin Wilhelmina aan het Belgische Hof, en het Hoofdbestuur te vragen stappen in denzelfden zin aan te wenden bij de Koningin der Nederlanden. Tevens werd gevraagd dat het Hoofdbestuur de redenen van weigering zou bekend maken, indien het mocht vinden dat een soortgelijke poging niet zou kunnen gedaan worden.
Door den heer Picard werd verslag uitgebracht over de werking van het legerkomiteit. Daaruit bleek eens te meer de ondergeschikte toestand waarin de Vlaamsche soldaten zich in het leger bevinden. Er werd in gewezen op wat dit komiteit reeds gedaan heeft om daarin verbetering te brengen en op hetgeen het nog in de toekomst denkt te verrichten: n.l. te ijveren voor de gewestelijke indeeling van het leger, voor het groepeeren der Vlaamsche oud gedienden, voor het oprichten van een soldatenschool. Het bestuur beloofde deze laatste instelling met een toelage van minstens fr. 100 te steunen.
Mevrouw Ziekenoppasser deelde mede dat zij nog steeds streeft naar de oprichting van een dames-afdeeling in den schoot van den Antwerpschen Tak.
Een wensch om plaatsvervangende Hoofdbestuursleden aan te stellen werd als onpractisch en als strijdig met de statuten van de hand gewezen. Een voorstel om het mandaat van Hoofdbestuurslid slechts voor drie jaar te verleenen werd aangenomen, behalve wat den secretaris-penningmeester betreft, op wien die bepaling niet toepasselijk zou zijn.
Over den minderwaardigen toestand van de Vlamingen in het beheer van posterijen, telegrafen en telefoon werden door den heer De Sadeleer belangwekkende mededeelingen verstrekt, waaruit bleek dat na de verbeteringen, door Minister Helleputte in dit ministerieel departement gebracht, de reactie zich sterker dan ooit doet gevoelen. De huidige Minister, de heer De Broqueville, wordt door zijn Waalsche ambtenaren om den tuin geleid. De vergadering besloot dat een afvaardiging, bestaande uit gezaghebbende personen, sterk gedocumenteerd, aan den Minister den toestand zou blootleggen en dat eventueel een volksvertegenwoordiger zou verzocht worden daarover in de Kamer te interpelleeren. Er werd op aangedrongen dat men met spoed zou handelen, alhoewel er leden waren, o.a. de heer Deckers, die meenden, dat noch het een noch het ander zou helpen, maar dat de Vlaamsche beambten zelf karakter genoeg moesten toonen om verbetering in den toestand te brengen.
De heer Somers bewees, aan de hand van statistieken ontleend aan het ‘Rapport sur l'enseignement professionnel’ dat de vakscholen, in Vlaamsch België gelegen, door de Regeering sterk benadeeld worden, ten voordeele van die welke zich in het Waalsche gedeelte van het land bevinden. Hij drukte den wensch uit dat de eerste op Vlaamsche leest zouden worden geschoeid en dat de Vlamingen in staat zouden gesteld worden om grondige vakkennis te erlangen. Dan zouden zij in het vervolg niet meer als de paria's onder de werklieden gelden, zooals thans het geval is.
Een bijzondere commissie zal die zaak bestudeeren.
Het punt of het wenschelijk is de uitwijking der Vlamingen naar Katanga aan te moedigen gaf aanleiding tot een lange gedachtenwisseling. Door den heer Rudelsheim werd betoogd dat men, van een Vlaamsch standpunt, die beweging zou moeten tegenwerken, zoolang men aan de Vlamingen geen hechte waarborgen heeft gegeven dat zij in Congo niet als Belgen van tweede klasse zullen behandeld worden.
Aan die bespreking werd door de heeren Eggen, Lefèvre, Cox en Lodewyckx deelgenomen. Door de eenen werd beweerd dat men de Vlamingen zou moeten afraden zich in Katanga te vestigen; door de anderen dat het wenschelijk is dat, zelfs met verdrukking van de taalrechten, een zoo groot mogelijk aantal Vlamingen zich daarheen begeven.
Men besloot dat, alvorens een bepaalde houding aan te nemen, een afvaardiging den Minister van Koloniën om een onderhoud zou verzoeken, hem de toestanden blootleggen en hem o.a. vragen mededeeling te verstrekken van de koloniale ambtenaren die in staat zijn om Nederlandsch te spreken.
Over den toestand der Vlamingen in het Walenland werd medegedeeld dat daar te veel Vlamingen heen gaan, die geen vakkennis bezitten en die er bijgevolg als koelies worden behandeld. Een oproeping werd gedaan om de tombola, door de Afdeeling Charleroi van het A.N.V. ingericht, zoo krachtdadig mogelijk te steunen.
Om twee uur werd de vergadering, te 11 uur begonnen, gesloten.