De Friezen en het A.N.V.
In het Jan.-nr. werd uit de rede van den heer Fennema, voor de leden der Afdeeling Sneek gehouden, een aanhaling gedaan, waarin spr. o.a. verklaarde het oneens te zijn met hem, die eens in Neerlandia beweerde, dat een Fries die zijn taal lief heeft en haar beoefening en verspreiding wenscht, eigenlijk geen lid kan zijn van 't A.N.V.
Die iemand schrijft thans aan de Redactie dat het hem aangenaam is te verklaren ‘bekeerd’ te zijn, minder door argumenten dan door het feit, dat niemand van hen, die Friesch als hun moedertaal liefhebben, zijn twijfel blijkt te deelen.
Allen die zich over deze kwestie hebben uitgelaten zijn van oordeel dat liefde voor het Friesch zeer goed kan samengaan met de voor het lidmaatschap van het A.N.V. noodige liefde voor de Nederlandsche Taal.
Bedoelde iemand blijft van meening dat het A.N.V. zich niet moet inlaten met de Friesche taal, wat het ook niet doet.
Het algemeen Nederlandsch is, bij eerbiediging der gewestspraken, richtsnoer.