Neerlandia. Jaargang 15
(1911)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVerslag van de Groep Nederl.-Indië van het A.N.V. over 1910.Kon aan het slot van het vorige jaarverslagGa naar voetnoot1) worden verklaard dat het jaar 1910 met de beste verwachtingen werd ingegaan, de uitkomst heeft ons niet teleurgesteld: Met dankbaarheid kan worden erkend, dat de belangstelling voor ons streven overal in den Indischen Archipel is toegenomen, terwijl van verschillende zijden steun werd ondervonden. Bij de opsomming van onze ‘verrichtingen’ die hieronder volgt, zal dit blijken. Het komt wenschelijk voor eerst die zaken te behandelen, die volgens het vorige verslag nog niet ten einde waren gebracht. In de eerste plaats de oprichting in Nederland van een Inlichtings-Bureau en een gelegenheid voor het verwerven van speciaal voor Nederlandsch-Indië onmisbare kundigheden. Van het eerste kon worden afgezien, omdat de Nederlandsche Vereeniging Oost en West met steun der Regeering een dergelijk Bureau heeft opgericht, terwijl wij meenen het laatste plan te moeten laten varen met het oog op de groote bezwaren en de aanzienlijke kosten aan de uitvoering verbonden. In het Juni-nr. van het Verbondsorgaan is deze zaak uitvoerig besproken. Dan de adresbeweging inzake de komst van den Prins der Nederlanden naar Tropisch Nederland; het | |
[pagina 65]
| |
hoopvolle antwoord op ons rekest is te vinden op bldz. 152 van Neerlandia. Verder het doen invoeren van portretten van H.M. de Koningin, ten einde de Inlandsche bevolking in de gelegenheid te stellen zich deze te verschaffen. In deze is het gewenschte nog niet bereikt, maar er worden in Nederland pogingen aangewend, die ons doen hopen op een goeden uitslag. Inzake Gouvernements studiebeurzen aan Indische jongelieden die hun studiën in Nederland wenschen te voltooien, werd besloten het Studiefonds voor onbemiddelde leerlingen van goeden aanleg te Batavia en het Studiefonds Midden-Java te Semarang op te wekken aan de Regeering om een jaarlijksche subsidie te verzoeken en instemming met deze rekesten te betuigen; den vertegenwoordiger te Soerabaja werd verzocht te trachten aldaar een fonds tot stand te brengen, dat zich eveneens tot de Regeering om steun zou moeten wenden. Inzake de Vereenvoudigde Spelling kon dit jaar niets worden gedaan. Het plan van de Afdeeling Buitenzorg om door ruiling een verzameling lantaarnplaatjes bijeen te brengen voor het houden van propaganda-lezingen, ondervond niet den steun waarop werd gehoopt. Uit de Groepskas werd f 100. - beschikbaar gesteld om een flink begin met de zaak te kunnen maken. De vergadering met de vertegenwoordigers der Afdeelingen werd gehouden op 31 Mei 1910. Met een groot deel van de leden van het Groepsbestuur waren aanwezig afgevaardigden van Batavia en Semarang, alsmede de vertegenwoordiger te Soerabaja. Besproken werden o.m. de werkwijze van het Verbond in het algemeen, de verhouding van het Groepsbestuur tot de Afdeelingen en de bijdrage door de Afdeelingen aan de Groepskas, welke opsomming doet zien dat het doel met deze bijeenkomsten beoogd, zal worden bereikt. Voor een groot deel als gevolg van de verspreiding van het Werfboekje nam het ledental flink toe. Aan het einde van het verslagjaar bedroeg het 1134, wat slechts 96 meer is dan het vorige jaar, maar een groot aantal personen is wegens wanbetaling van de lijst afgevoerd. De nieuwe leden opgaven in Neerlandia doen zien hoe uit alle klassen en rassen der bevolking leden toetraden. Dat het aantal leden echter nog lang niet de gewenschte hoogte heeft bereikt, zoodat het ieders plicht is te trachten dat het aantal te vergrooten, is iets, waarvan naar wij meenen te mogen aannemen, alle leden doordrongen zijn. Thans mogen enkele zaken kort worden vermeld die in het verslagjaar voor het eerst ter sprake kwamen. Een voorstel van den vertegenwoordiger te Medan gaf aanleiding tot een verzoekschrift aan de Regeering om bij de hervorming van het politiewezen geen uit vreemde talen afkomstige titels in te voeren maar het woord ‘schout’ te behouden, ook in samenstellingen als hoofdschout en onderschout. Het antwoord luidde dat geen termen waren gevonden om stappen te doen ten behoeve van de inwilliging van ons verzoek. Later werd door het Hoofdbestuur een tweede poging gedaan om den titel schout te behouden n.l. door het richten van een rekest tot de beide Kamers van de Staten-Generaal, die evenmin tot het doel heeft geleid. Eigenlijk wel vreemd: men was in deze in het moederland op den goeden weg, getuige de titels vaandrig en cornet. Een tweede rekest door ons tot de Regeering gericht had tot doel de opening van een Hollandsch-Chineesche School te Medan, wat noodig werd geacht met het oog op het onderwijs in de Engelsche taal te genoemder plaatse aan de Chineesche jeugd gegeven. Op dit verzoekschrift werd in het verslagjaar geen beschikking ontvangen. Een bericht in het Soerabajaasch Handelsblad over den verwaarloosden toestand van de graven van onze soldaten op Lombok gaf ons aanleiding over dit onderwerp te schrijven aan den Resident. Tot onze voldoening kunnen wij berichten dat thans fondsen zijn toegestaan voor het in orde houden van de begraafplaatsen. Door de Afdeeling Buitenzorg werd de wenschelijkheid uitgesproken, dat het Verbond hier te lande meer zou doen voor het lenigen van den nood van slachtoffers van natuurrampen. Een uitvoerig plan werd opgemaakt voor hetgeen in deze zou kunnen worden gedaan, maar dit is niet ten uitvoer gebracht door de oprichting van het Semeroefonds; overwogen wordt nog in hoeverre het Verbond bij voorkomende gelegenheid dit fonds zou kunnen steunen. De Afdeeling Kedoe, die reeds lang kwijnde, werd opgeheven, terwijl de boekerij werd afgestaan aan de Loge Tidar, die haar zal verbeteren en de boeken tegen een gering bedrag onder ieders bereik zal brengen. Inzake boekerijen kan met dankbaarheid worden melding gemaakt van de hulp van de Boeken-Commissie te Rotterdam. In het verslagjaar werden gezonden aan de Afdeeling Bandoeng I van Boedi Oetoma 1 kist, aan de Vereeniging Ambons Bond 2 kisten, aan verschillende Militaire Tehuizen 22 kisten, terwijl de Commissie toezeggingen deed voor de Vereeniging Djaja Oepaja te Batavia en de Afdeeling Saparoea van Ambons Bond. Nu het meer algemeen bekend wordt, dat wij door de hulp van genoemde Commissie boekerijen kunnen steunen, zullen zeker meerdere aanvragen volgen. Zoodra onze middelen het toelaten hopen wij desgewenscht ook op ruime schaal geldelijken steun voor het oprichten van boekerijen en volksleesgezelschappen te verleenen en de Commissie een bijdrage te schenken, evenredig aan wat zij voor Indië doet. Maar thans laat de kas nog slechts geringe uitgaven voor dit doel toe. Wel veranderde de geldelijke toestand in het verslagjaar aanmerkelijk en konden wij niet alleen een groot deel van onze schulden delgen, maar ook bijdragen aan de Oldenbarnevelt-Vereeniging, de Bouwmeester-Commissie en den uitgever van ons Hollandsch Blaadje. Het Hoofdbestuur verplichtte ons zeer door een deel van de achterstallige schuld kwijt te schelden. In het laatst van het jaar werd nog besloten de Regeering te wijzen op het groote belang dat de directeuren der middelbare scholen hun steun verleenen bij het plaatsen in betrekkingen van hunne leerlingen. Van het werk der Afdeelingen zal een overzicht gegeven worden, zoodra de verslagen ontvangen zijn. Ook in dit jaar ondervonden wij van enkele vertegenwoordigers veel steun. Een goed voorbeeld gaf Mr. Vorstman door zijn aardig stukje over Makasser in Neerlandia. Als nieuwe vertegenwoordigers traden op de heeren H. Beeuwkes, controleur B.B. te Fort de Koek; J. Boesveld, onderwijzer te Telokbetong; H. Hoyer, agent Nederlandsch-Indische Handelsbank te Indramajoe; K.A. James, controleur B.B. te Koetaradja; J.H. van Ketwich, suikerfabriek ‘Djatiroto’; I.C. Kummer, gepensionneerd adjunct-inspecteur van het Inlandsch Onderwijs te Temanggoeng; J.E.G. van Lookeren, directeur der Opleidingschool voor Inlandsche ambtenaren te Magelang; E.K.H. Pluim Mentz, Majoor der Infanterie te Koepang; A.G.H. van Sluys, controleur B.B. te Amboina; H.P. Timmers Verhoeven, suikerfabriek ‘De Maas’ te Besoeki; W. Wessel, 1e Luit. der Infanterie te Langsar. Daarentegen betreuren wij het overlijden van den heer A.K.G. Reurslag, terwijl de heeren Engelenberg, Raadt van Oldenbarnevelt, Overduyn en Jansen, wegens vertrek aftraden. Ten gerieve van de vertegenwoordigers werd een leiddraad samengesteld, waarin in het kort wordt aangegeven wat door hen voor de Vereeniging kan worden gedaan. Een afdruk werd aan alle leden gezonden, omdat uit de leiddraad zoo duidelijk blijkt langs welke banen het Groepsbestuur zich wenscht te bewegen. | |
[pagina 66]
| |
Neerlandia geeft zoo nu en dan een opsomming van de vertegenwoordigers. Daaruit blijkt, dat er nog heel wat plaatsen zijn waar het Verbond niet is vertegenwoordigd. Het Groepsbestuur zou gaarne opgave ontvangen van personen die er zich mee willen belasten. Onze afgevaardigde in het Hoofdbestuur, Prof. Dr. J.J.A. Muller, nam wegens drukke bezigheden als zoodanig ontslag na verscheidene jaren eerst als lid van het Groepsbestuur en later in Nederland de Vereeniging aan zich te hebben verplicht. Een woord van dank voor de bewezen diensten mag zeker niet achterwege blijven. Te zijner vervanging werd gekozen de heer Ch.R. Bakhuizen van den Brink, eere-lid van de Afdeeling Batavia, die met de heeren H.D.H. Bosboom, Mr. C.Th. van Deventer en J.M. Pijnacker Hordijk trouw de belangen van de Groep Nederlandsch-Indië in het Hoofdbestuur voorstond, welke heeren zich aldus jegens de Groep zeer verdienstelijk hebben gemaakt. Uit het Groepsbestuur traden mejuffrouw M.S. van der Willigen en Ds. J. Rooker, die tot de oudste leden behoorden, terwijl zitting namen mejuffrouw J.A. Binger, leerares aan de Hoogere Burgerschool en de heeren A. Tigler Wybrandi, agent van de Internationale Crediet- en Handelsvereeniging Rotterdam en J.E. Bijlo, oud-penningmeester van de Groep. Het is ons een aangename taak aan het einde van ons verslag gekomen, den velen die ons behulpzaam waren, daarvoor onzen oprechten dank te betuigen. HET GROEPSBESTUUR. |
|