De Amicis over Nederland.
De volgende aanhaling is ontleend aan Nederland en zijn bewoners, door Edmondo de Amicis, uit het Italiaansch vertaald door D. Lodeesen:
‘Napoleon zeide dat Nederland een aanslibbing was van de Fransche rivieren, den Rijn, de Schelde en de Maas, en op dien grond lijfde hij het bij het Keizerrijk in. De eene schrijver noemt het een soort van overgang tusschen land en zee. Een ander een groote korst land, die op de wateren drijft. Weer anderen een aanhangsel van het oude vasteland; het China van Europa; het eind van het land en het begin van den Oceaan; een kolossaal vlot van slijk en zand. En Philippus II noemde het het allernaast aan de hel gelegen land. Maar op één punt waren allen het steeds ééns: de Nederlanders hebben het gemáákt. Het bestaat, omdat de Nederlanders het bewaren; het zou verdwijnen, als de Nederlanders het verlieten. De Nederlanden waren eenmaal zoo goed als onbewoond. Er waren uitgestrekte meren, als zeeën in elkander uitloopende; moerassen naast moerassen; struikgewas naast struikgewas; onmetelijke wouden van dennen, eiken en elzen, waar troepen wilde paarden rondrenden, waarin men volgens de overlevering van boom tot boom mijlen zou kunnen afleggen, zonder den grond te raken. De diepe zeeboezems brachten de woede der noorderstormen tot in het binnenste des lands. Sommige deelen verdwenen jaarlijks onder de wateren der zee en werden slijkvlakten, die land noch water waren en waarop men noch gaan noch varen kon. De groote stroomen, die geen voldoende helling hadden om naar zee te vloeien, dwaalden her en der, als onzeker welken loop te volgen en verliepen zich in groote poelen in het zand der kusten. Het was een droevig land, door woedende stormen geteisterd, door eindelooze regenbuien doorweekt, door dagelijkschen mist bedekt, waar men niets hoorde dan het geloei der wateren en het krijschen der zeevogels en wilde beesten. En als men nu bedenkt, dat zulk een land een van de vruchtbaarste, rijkste en best geordende landen van de wereld geworden is, begrijpt men hoe juist het zeggen is, dat Nederland een verovering is van
den mensch op den Oceaan.’