Holland op zijn best en de Hollander op zijn malst.
Een gezelschap Nederlanders maakt een pleizierreisje in Duitschland. In de streek, die men bezoekt, prijkt op bijna elke spijskaart een zekere vischsoort ‘Schleihe’, die men in onuitputtelijke bewoordingen prijst. En daar het echte Noord-Nederlanders zijn, volgt dan het gewone slotlied, dat allen in koor aanheffen: Nee hoor! Zulke visch, die vindt je bij ons toch maar niet.
Aan alle vacantie komt een einde en ons gezelschap reist weer naar het vaderland. Een van de heeren, die getrouwd is, heeft zich door zijn hotelier een koude moot van de fameuse visch in een net pakje mee laten geven, om zijn vrouw dat eens te laten proeven.
In Hannover komt er een heer in den trein, die den man van het pakje scherp aanziet en na eenigen tijd zegt:
Sie kommen aus Z.... in Holland!
Ja, zegt de aangesprokene verwonderd. Hoe kent U mij?
Ah! Ich habe Sie häufig in Café X... in Z.... gesehen.
U heeft gelijk, zegt onze man met stijgende verbazing en vraagt: Waar komt U dan vandaan? Wat doet U zoo dikwijls bij ons?
Ich komme aus Chemnitz und kaufe in Z.... Schleihe. Es ist die beste der Welt.
Tableau.........
Dat het pakje vóór Oldenzaal bij ongeluk uit den trein viel, zal niemand onzen vischliefhebber kwalijk nemen.
Had de man nu maar geweten dat de lekkere Duitsche Schleihe onze goede Hollandsche zeelt is.