dáár arbeid in overvloed, ruimschoots betaald. Voor wie derhalve een beetje ‘durf’ bezaten was de keuze
Holl. kerk te Roubaix.
niet moeilijk. En zoo togen voor en na meer dan 'n veertig familiën uit Holland (ik spreek alleen van protestantsche gezinnen) naar hun ‘dorado’ Roubaix, om daar gekomen ook een zeker aantal Vlaamsche geloofsgenooten aan te treffen, voor wie reeds af en toe godsdienstoefening werd gehouden in de
Nederlandsche taal.
Deze had aanvankelijk plaats binnen de gastvrije muren der Fransche kerk; en onder leiding o.a. van den bekenden Ds. Van Schelven, destijds pred. te Gent. Het meerendeel dier Vlamingen toch kwam van Gent en waren leden van zijne gemeente. Terwijl verreweg de meerderheid der Hollandsche werklui, van verschillende gezindte, afkomstig was uit Haarlem. En van hier uit nu schijnt de eigenlijke stoot gegeven te zijn tot wat men noemt: ‘Gemeentevorming’. Het daartoe benoodigde geld kwam, altans voor een aanzienlijk deel, eveneens uit Noord-Nederland. In de eerste notulen toch van den kerkeraad worden slag op slag met eere vermeld de namen van Ds. C. Hoog en Mr. Van Kempen, beiden destijds resp. predikant en commissaris van politie te Haarlem. Terwijl meermalen, en wel in verband met de voorgenomen stichting eener Nederlandsche School er ook in voorkomt de naam van Dr. A.W. Bronsveld, tháns predikant te Utrecht. Dat voor dit doel reeds een aardig kapitaaltje werd bijeengebracht, was vooral aan zijn ijverige pogingen te danken. Dat het echter nooit tot uitvoering van dit voornemen kwam, lag vóórzeker niet aan hem... Intusschen was de Holl. VI. prot. gemeente te Roubaix reeds tot stand gekomen. Zij telde weldra ver over de 200 leden; maakte deel uit van de tegenwoordige Belgische Zendingskerk en had in Ds. W. Haksteen haren eersten, volijverigen leeraar gekregen. Als bewijs, hoe er groei en bloei school in deze Hollandsche planting op vreemden bodem kan dienen, dat er niet alleen geregeld des Zondags tweemaal ‘kerk’ werd gehouden voor 'n talrijk gehoor; maar ook Zondagschool en zangschool, spaarkas en 'n bibliotheek. Alleen - 'n eigen kerkgebouwtje ontbrak nog. De Fransche gemeente was een nieuwen ‘Temple’ rijk geworden... de Hollandsche bleef vergaderen in de ‘oude kerk’. Zóó oud inderdaad, dat men bijwijlen tijdens den dienst z'n
regenscherm moest opsteken om tegen den doorzijpelenden regen beschut te zijn. Edoch, ook hieraan zou heerlijk een eind komen. Een rijke Engelsche fabrikant te R. schonk den Hollanders een gift van fr. 12000 plus een fraai orgel voor hun nieuw te bouwen kerk - en Nederland offerde eveneens ruim 6000 gulden plus (wat later) een prachtig avondmaalsgerief. En op den len November Ao Do 1873 werd met groote plechtigheid de Hollandsche kerk te Roubaix aan zijn bestemming gewijd; evenals de kansel, die een bizonder geschenk uitmaakte van wijlen Koning Willem III.
* * *
Tot zoover wat betreft de wordingsgeschiedenis van deze ècht ‘Nederlandsche’ stichting in het buitenland. Over hare verdere lo geva len, de jaren door, in 't bizonder uit te weiden, daarvoor is het hier niet de plaats. Licht en schaduw, voorspoed en tegenspoed, strijd en zegepraal vormen hier schering en inslag. Te strijden had zij vóórtdurend, tergen allerlei invloed en macht. Maar zij is blijven leven en Hollandsch gebleven. Voor een deel door 't hardnekkig volhardingsvermogen onzer mannenbroeders, die zelfs in herderlooze tijden de kerkdeuren open en het kuddeke bijeen wisten te houden. Voor een ander deel ook door de liefde en den steun, die men voortdurend van uit Nederland der gemeente heeft bewezen. Steun, die in cijfers omgezet gedurende deze bijkans 50 jaren in de tienduizenden loopt.
Maar laat mij nu ten slotte nog kortelijk meedeelen hoe de toestand op het oogenblik is. Natuurlijk niet meer, gelijk in den beginne. Toch valt er met name sedert de laatste vier jaren weer vooruitgang te speuren - in menig opzicht. De kinderen
De Holl. kerk te Roubaix inwendig.
niet meegerekend, telt de gemeente reeds weer ruim 90 leden, zoo Noord- als Zuid Nederlanders.