Handel en scheepvaart een toekomst-belang voor de Javanen.
Raden Mas Noto Soeroto, van wien wij al meer aanhaalden in dit blad, wordt niet moede, in geschrifte, zijn land- en rasgenooten tot werkzaamheid en tot nieuw leven aan te sporen, of hun wegen aan te wijzen, waarlangs zij ook tot hooger economische ontwikkeling kunnen komen.
Thans treffen wij weder in een ons toegezonden nummer van het tijdschrift: Oedyáná Pârâ Prajitná eene opwekking aan, van zijne hand, om de Javanen tot het besef te brengen dat in handel en scheepvaart een toekomst voor hen ligt. Hij wijst er op dat, in vroeger eeuwen, Javaansche handelaren de tusschenpersonen waren in het verkeer met andere Aziaten, als Voor-Indiërs, Arabieren, Perzen en Chineezen; dat thans nog in de Madoereezen een bewijs wordt aangetroffen, hoe het varen een gunstigen invloed uitoefent op de wilskracht van een volk; hij herinnert er aan, hoe de Nederlanders in hun gouden eeuw de zeeën en de werelddeelen doorkruisten en doorzochten, en hoe dat tijdperk van opgewekt handelsleven tevens er een was van opbloei van kunst en letteren.
Naast bevordering van het onderwijs moet aan vooruitgang van den Javaan op stoffelijk gebied, de aandacht worden gewijd. Voor dat streven naar vooruitgang moet een richtsnoer zijn. Noto Soeroto ziet dat in de bevordering van handel en scheepvaart, waarbij nogmaals op de Westerlingen, meer in 't bijzonder op de Nederlanders ter navolging wordt gewezen.
R.M. Noto Soeroto beschikt over een zeggingsgave, over een woordkeuze, welke bewondering wekken; aan vele Nederlanders zouden zijn taal en stijl ten voorbeeld kunnen worden gesteld. Wij missen tot nu toe echter practische wenken, al haasten wij ons er bij te voegen, dat die uiterst moeielijk te geven zijn.
Zijne denkbeelden, bij hem ontsproten uit liefde tot zijn volk, in hem gerijpt door studie en nadenken, komen ons voor nog wat vaag te zijn; indien tevens bezonken voorstellen uit zijn, in den grond gezond en helder, inzicht ontloken, zouden wij hem nog meer erkentelijk zijn dan nu.
Wij maken R.M.N.S. geen verwijt van het achterwege blijven daarvan, maar betreuren vooral dat ook aan ons de middelen, waardoor de Javaan tot eigen handel en scheepvaart gebracht kan worden, nog niet helder voor den geest staan.