Pisuisse en Blokzijl te Batavia.
Op 11 Febr. j.l. hielden deze heeren in het Logegebouw een muzikale lezing over het verhalende en beschouwende lied in de Nederlandsche taal.
Na de voordracht van eenige der snorkend vaderlandschlievende verzen van Helmers, om aan tetoonen wat niet onder verhalend en beschouwend lied kan verstaan worden, babbelde Pisuisse gezellig over de minstreels en dichter-zangers uit de middeleeuwen. Daarna komende tot degenen die het Nederlandsche lied gemaakt hebben, en nadat door Blokzijl een stukje op den vleugel in den volkstoon was aangeslagen, volgde nu de voordracht van een keur Nederlandsche liederen van de tijden der middeleeuwen af tot op heden toe, zooals: ‘De drie Ruitertjes’, het ‘Molenarinnetje’, ‘de Kwezelkens’ en vele andere. Ook meer bekende liederen, die als typen van verhalende volksliederen kunnen genoemd worden, zooals: ‘Aan den oever van een snellen vliet’ en ‘Waar zou toch wel mijn minnaar wezen’, werden niet vergeten.
Het slot van den avond was gewijd aan Speenhoff, onzen volksdichter-zanger bij uitnemendheid, als mede aan diens collega Jacobs, terwijl de voordrager ten slotte ook een lied van zich zelf liet hooren.
Door den gezelligen en onderhoudenden vertel-toon van Pisuisse was de stemming onder de toehoorders vroolijk opgewekt en geheel medelevend met het voorgedragene.
Verkort overgenomen uit het verslag van den secretaris der Afd. Batavia.