Oost-Indië
De Holl. ontdekkersgeest leeft nog.
Met volle instemming nemen we het volgende over uit de Java-Bode van 14 Febr. j.l.:
‘Met vreugdevolle ontroering ontvingen wij heden middag het bericht, ons door den voorzitter van het Indische comité voor wetenschappelijke onderzoekingen getelefoneerd, dat de expeditie van den heer Lorentz het Sneeuwgebergte van Nieuw Guinea heeft bereikt. De heer Lorentz besteeg den Wilhelmina-top (15000 voeten), bereikte een gletscher en overnachtte in de sneeuw.
Een bravo en een gelukwensch! Een woord van dank ook aan den stoutmoedigen en volhardenden onderzoekingsreiziger, die de eer, voor Nederland, heeft veroverd van deze grootsche ontdekking.
Nederlandsch Nieuw-Guinea scheen langen tijd voor de Nederlanders ondoordringbaar. Men beperkte zich tot een doorgaans vrij oppervlakkige verkenning der kusten. En toen de zucht om verder doortedringen, bij de Nederlanders ontwaakte, scheen het geluk hen niet te willen dienen, geleek het wel of het groote eiland steeds een geheimzinnig eiland zou blijven, dat zich door het bieden van de grootste moeilijkheden tegen de indringers verdedigde. Men herinnert zich den ongelukkigen afloop der expedities van het Aardrijkskundig Genootschap van 1904 en 1905 onder Posthumus Meyjes en Dr. Rochemont; men weet, hoe, niet lang daarna de groote Digoelrivier voor een deel werd opgevaren door den assistent-resident Kroesen en eerstgenoemden, maar zonder dat men het verlangde eindpunt, het Sneeuw-gebergte, zelfs in het gezicht had kunnen krijgen; hoe in 1906 de heer Lorentz de Oetoemboewerivier opvoer, het Sneeuwgebergte in de verte zag opdagen, doch wegens gebrek aan de noodige middelen om het te bereiken, moest terugkeeren.
De ondervonden moeilijkheden hebben de Nederders echter tot doorzetten geprikkeld. In de eerste plaats gaf de heer Lorentz, dadelijk na zijn terugkeer, het voornemen te kennen om opnieuw, desnoods alleen of van een enkelen getrouwe vergezeld, een nieuwen tocht te beginnen. En hij heeft woord gehouden, al behoefde hij niet alléén te gaan daar de steun van het Gouvernement hem ook deze maal niet heeft ontbroken. Van andere zijden maakten zich exploratiedetachementen op, het eene in het Westen werkende, langs de Digoel, het andere van uit het Noorden, langs de Manberamo om de Sneeuwketen te benaderen.
En ook van het buitenland kwamen reizigers, aangelokt door den roem, welke het exploreeren biedt van een nog maagdelijk gebied, waar groote ontdekkingen zijn te verrichten. Een Engelsche sneeuwgebergte-expeditie is in den aanvang van het jaar aan de Zuidkust van Nieuw-Guinea aan wal gezet.
Van deze allen heeft de heer Lorentz het gewonnen en dit schenkt ons groote vreugde, want zoo iemand, dan heeft hij het wel verdiend met den grooten eereprijs te gaan strijken.
De expeditie, aan het hoofd waarvan hij staat, vertrok den 15en Augustus uit Soerabaja. Met hem gingen mede J.W. van Nouhuys, gezaghebber der Gouvernements Marine, de officier van gezondh. 2e klasse L.I.A.M. von Römer, de inl. arts Raden Jaarman Soemintral Zeerban, terwijl het dekkingsdetachement staat onder bevel van den 1sten luit. der Infanterie D. Hobbema.
De Wilhelmina-top die thans, gedeeltelijk, is beklommen, werd in 1907 voor het eerst door den heer Lorentz van het bivak Sabang aan de N. Oetoemboewe-rivier gezien en sedert dien herhaalde malen waargenomen. Van het verste punt af, door die expeditie bereikt, was het echter niet zichtbaar, het gebergte sloot het achterland voor het gezicht af.
De hoogte van den berg was gepeild op circa 4800 M., de hoogte ongeveer van den Mont-Blanc.
De eerste beklimming van een sneeuwtop in Ned. Indië is een belangrijke gebeurtenis. De Nederlanders worden er als landontdekkers door gerehabiliteerd.’
* * *
Uit een brief van den officier van gezondheid P. Cool over den roemvollen tocht nemen we nog het volgende over:
De groote massa onzer landgenooten herinnert zich wel de tochten onzer voorouders, maar heeft bitter weinig begrip van de minstens even belangrijke tochten van den tegenwoordigen tijd. Nu pas wordt het werk der O.-I. Compagnie beëindigd. Deze stelde zich tevreden met de kennis der kusten en liet meestal het binnenland voor wat het was, uit een handelsoogpunt niet onverklaarbaar. En nu, na zooveel eeuwen wordt de Ned. energie weer wakker en pakt sinds eenige jaren den arbeid weer op, en goed ook. Ziet zoowel naar West als Oost. Dit jaar zal de laatste expeditie naar Suriname vertrekken en is daarmee het voorloopig onderzoek van het binnenland afgeloopen. In Oost-Indië is en wordt zoowel op Borneo als Celebes en Nieuw-Guinea prachtig werk verricht.
Het is wellicht overbodig den half Januari begonnen tocht van den heer Rouffaer met kapt. Spruyt naar klein Timor en de Zuidwestereilanden en zoovele andere grootere en kleinere te vermelden. Laat ik slechts besluiten met de woorden van den te vroeg gestorven mijn-ingenieur Hugo Cool uit het verslag van zijn laatsten tocht: ‘Wij hadden op onze reizen in Celebes bewondering gekregen voor het vele dat hier in enkele jaren was tot stand gebracht, ons veilig gevoeld te midden van een pas aan ons gezag onderworpen bevolking; een geordenden staat leeren kennen, en een land wachtende op de ontwikkeling zijner natuurlijke rijkdommen.’