Uit Brazilië.
Onze Vertegenwoordiger te Para (Brazilië) zendt ons afschrift van een brief van den Consul der Nederlanden aldaar (een Duitscher), waarin de volgende waarschuwing voorkomt:
‘Van het Gezantschap te Petropolis ontving ik afschrift van den brief, waarin U om inlichtingen vraagt, in verband met het voornemen van U en eenige Uwer landslieden in een caoutchouc-district aan de Amazone te gaan werken.
Voor zoover mij bekend is, wordt door de Regeering alhier geen volk gecontracteerd om in caoutchouc-districten te gaan werken; wel door particulieren. Ik zou evenwel noch U, noch Uwe landslieden aanraden, over te gaan tot het teekenen van eenig contract dat hen eventueel mocht worden aangeboden, aangezien er tal van redenen bestaan, welke het leven voor Europeanen in dit deel van Brazilië haast onmogelijk maken.
De Madeira-Mamore Rail Road Co. heeft hiervan onlangs een treffend bewijs geleverd.
Achthonderd Duitschers werden gecontracteerd; van hen kwamen hier per “Rio Grande” eind Augustus 300 man aan en per “Rugia” eind September de overige 500.
Van de 800 man zijn er vele tien-tallen gestorven en vele tien-tallen liggen in de Hospitalen te Santo-Antonio, Porto-Velho en Manaos ziek, terwijl de Duitsche Regeering den Consul te Manaos gelast heeft alle Duitsche arbeiders, die naar het moederland wenschen terug te keeren, voor hare rekening vrijen overtocht te verleenen.’