Prof. Viljoen ter eere.
Prof. dr. W.J. Viljoen heeft het Perskantoor van het A.N.V. verzocht namens mevrouw Viljoen en hem zelf allen, die hebben bijgedragen tot de genoegelijke ontvangst, hun den 6en Nov. in Den Haag in de Twee Steden bereid, zeer hartelijk te danken en de verzekering te geven dat de namiddag van Zaterdag 6 November door hen lang en in dankbare herinnering zal worden gehouden.
‘Het onthaal zelf’, zoo schrijft hij, ‘overtrof onze stoutste verwachtingen, en de toespraken, die bij die gelegenheid werden geleverd, hebben mij verse moed gegeven, om bij mijn terugkeer in het verre vaderland, het werk waartoe de Voorzienigheid mij geroepen heeft voort te zetten, in de stellige overtuiging, dat er ook in Nederland zeer vele vrienden zijn, wier harten warm kloppen voor onze goede zaak. Dank, duizendmaal dank dus voor de vriendelike en vererende ontvangst mijn vrouw en mij te beurt gevallen! Mag ik U beleefd verzoeken onze beleefde groet en de betuiging van onze hartelike dank over te brengen aan de vertegenwoordigers van de beide grote verenigingen van wie het idee van het noenmaal is uitgegaan? Geeft ze a.u.b. mijnentwege deze boodschap en vaste verzekering, dat er voor het voortbestaan van onze taal in Zuid-Afrika geen vrees hoeft te bestaan, zolang Nederland en Zuid-Afrika door de band van geesteseenheid aan elkander gesnoerd blijven. Op ons rust de plicht, elkander wederkerig te schragen en te steunen, opdat, wat er ook al gebeure, Nederland en Zuid-Afrika, althans dat Zuid-Afrika, waartoe mannen als Paul Kruger, Martinus Theunis Steyn, Jan Hendrik Hofmeyr, e.a. behoren, zich op het gebied van het geestesleven een blijven voelen.’