De oud-Hollandsche bouwtrant van Friedrichstadt a.d. Eider. II. (Slot).
Het eerste artikel eindigden we met te wijzen op het rijkste, bewaard gebleven gebouw der oude stad, n.l. de ‘Alte Münze’ wier afbeelding hier bijgaat. Vervolgen wij thans het artikel van den heer Krause:
De geheele groepeering van de binnenplaats, waarvan het hiernevens afgebeelde poortje een deel uitmaakt, vormt een van de schilderachtigste hoekjes van Friedrichstadt. In tegenstelling met het achterhuis werd het voorgebouw schandelijk verwaarloosd. De groote, zonder tusschenmuren doorloopende ruimte, zoowel gelijkvloersch als op de verdiepingen,
Gevelsteen der ‘Alte Münze’.
de in 't oog vallend groote ingang en het niet aanwezig zijn van een stookplaats, doen vermoeden, dat het gebouw oorspronkelijk als pakhuis dienst deed. In de laatste jaren werd het ook voor pakhuis en paardenstal gebruikt. Wat men ook van die verwaarloozing denken mag, wij danken het daaraan, dat allerlei bijzonderheden in den stijl bewaard bleven. De onderste vensteropeningen zijn alleen met opklapbare vensterluiken afgesloten, terwijl daar boven in lood gevatte vensters in de mooi geprofileerde eikenhouten posten aangebracht zijn. Hoewel het gebouwtje slechts een ondergeschikte bestemming had, is het straatfront rijk bewerkt, en getuigt het van den hoogen stand der Nederlandsche kunst in die dagen. Boven de vensters van de poort prijkt een familiewapen, in
De ‘Alte Münze’, thans gerestaureerd.
zandsteen gehouwen, met het veelzeggend devies ‘Omne Solum forti viro patria’ (den krachtigen mensch is elke grond een vaderland.)
De gebouwen van later datum werden oorspronkelijk op de Hollandsche wijze geconstrueerd. De, meestal smalle, gevelfronten zijn naar de straat toegekeerd, en van tamelijk breede vensters voorzien.
De posten der deuren en der benedenvensters zijn soms zoo zwaar, dat de vakken der muur aan den ‘Vakwerkbouw’ herinneren. De gevels zijn getrapt, of ook wel, zooals bij de ‘Alte Münze’, in ongebroken lijn schuin oploopend, terwijlzaagvormig gemetselde steenfiguren, die in de regelmatig horizontaal gemetselde steenrijen ingrijpen, de eentonigheid verbreken.
Hier en daar wordt in de muurvlakten afwisseling gebracht door sierlijk gesneden ankers of steenplaten, waarop de manenrijke kop van den Nederlandschen leeuw, het wapen van Amsterdam of andere figuren als merkteekens van het huis afgebeeld zijn. Tot deze groep mag men het huis in de ‘Prinzenstrasze’ rekenen, (zie blz. 264) hoewel het 't jaartal 1637 draagt. Want waarschijnlijk behooren alleen het voorhuis met de ingang en de daaraan grenzende vensters tot het oorspronkelijke gebouw, dat tot voor korten tijd in de achterhelft nog den, voor dien tijd typischen, kelder met lage tusschenverdiepingen daarboven had. Later werden er waarschijnlijk de twee groote kamers ter zijde bijgevoegd, en boven het geheel de eerste verdieping met een, bij de nieuwe middenas passenden, gevel gebouwd. Het mansardeachtig gebroken dak kreeg kort geleden bij het hooger leggen der eerste verdieping den thans rechten vorm.
Bij diezelfde verbouwing werden de eerst overal recht afgesloten vensters ten deele tot op de vroegere ontlastingsbogen uitgebroken. De prachtige, in rokokostijl gesneden, deur is waarschijnlijk bij de genoemde eerste vergrooting aangebracht.