Paysagiste.
De heer J. Pierson te Parijs schrijft ons:
‘In Neerlandia, bladz. 192, lees ik uwe opmerkingen met betrekking tot het Fransche woord Paysagiste. De door u gegeven vertaling is m.i. onjuist. “Paysage” toch is in 't Nederlandsch: landschap, dus zou landschapkundige, landschaparchitect, maar beter nog landschapteekenaar of landschapontwerper het woord 't zuiverst wedergeven.’
Wij sloegen voor, in plaats van paysagiste de woorden lusthovenier of kunsthovenier te gebruiken, als men bepaald een nieuwe uitdrukking verkoos en niet meer gediend was van tuinbouwkundige, dat niettemin de bedoeling goed uitdrukt. Wij gaven daarmede natuurlijk geen letterlijke vertaling van paysagiste, hetgeen ons te minder noodig leek, daar de Nederlandsche tuinbouwkundige, die zich met het Fransche woord noemde, zich aanbood om ‘lusthoven’ aan te leggen. Voor ons gevoel ligt er ook in ‘het aanleggen van landschappen’ iets gemaakts; men legt ten onzent een tuin, een hof, of desnoods een lusthof, een park, een buiten aan; en bij het een en het ander kan men dien aanleg in het groot doen.
Niet alle woorden, die de heer Pierson als vertaling van paysagiste aan de hand doet, lijken ons overigens juist. Een landschapkundige hoeft nog niet iemand te zijn, die een landschap kan aanleggen. Het zou landschapbouwkundige moeten wezen (vergelijk: tuinbouwkundige en niet tuinkundige), of, als men wil, landschapsarchitect. Een landschapteekenaar is wat anders. Rembrandt, van Goyen, Potter enz. waren landschapteekenaars.
Maar is 't wel noodig, omdat de Franschen het woord paysagiste, behalve in de gewone beteekenis van landchapschilder of teekenaar, ook wel in die van tuinbouwkundige gebruiken, dat ook te doen of naar een zuivere vertaling te zoeken? Wij hebben voor het begrip goede woorden.