Nederland op de wereld-tentoonstelling te Brussel in 1910.
Door de Nederlandsche Regeering is onlangs eene commissie benoemd ter behartiging der Nederlandsche belangen op de Brusselsche tentoonstelling; Commissaris-Generaal en Voorzitter der Commissie is de heer Mr. E.R.H. Regout, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Onder-commissies zijn reeds samengesteld voor de groepen land- en tuinbouw, boschwezen en zoetwatervisscherij.
Waar tegenwoordig in België de ‘vervlaamsching’ van middelbaar en hooger onderwijs en ook van handels-, nijverheids-, zeevaartonderwijs, enz. zoo op den voorgrond komt, zouden inzendingen, die een beeld gaven van het onderwijs in Nederland, te Brussel zeker zeer de aandacht trekken.
Het Pruisische Departement van Onderwijs gaat in deze reeds voor. Hare inzending zal, naar gemeld wordt, er vooral naar streven, zooveel mogelijk uit het leven gegrepen beelden te vertoonen en juist tot uitdrukking te brengen, wat tegenwoordig beteekenis heeft voor het Pruisische schoolleven. Men wil het buitenland toonen, dat het Pruisische Departement van Onderwijs er steeds naar streeft, alle nieuwigheden, die goed en de toepassing waard zijn, krachtig te bevorderen en hervormingen in te voeren, waar hervorming nieuw leven in de scholen brengt. De verschillende wijzen van inrichting der hoogere scholen zullen door bepaalde typen voorgesteld worden. Speciale tentoonstellingen zullen de kennis van het vaderland en van Duitschlands verrichtingen op koloniaal gebied vertoonen. Ook de oefeningen der leerlingen op natuurkundig gebied en het biologische onderwijs zullen den bezoeker voor oogen worden gesteld. Waar mogelijk, zullen ook proeflessen worden gegeven en schoolklassen in volle werking te zien zijn. Ten slotte zullen in voordrachten van deskundige personen de tentoongestelde voorwerpen betreffende het Pruisische onderwijswezen van een geschiedkundig en opvoedkundig standpunt worden besproken.
Men mag wel zeggen, dat in Noord-Nederland evenals in Duitschland het onderwijs een echte volkszaak is, een uiting van volkskracht, waarvan wij houden, en waaraan wij veel zorg, veel strijd zelfs, besteed hebben en nog besteden. Het ligt dus voor de hand, dat nu ook alle krachten moeten worden ingespannen om de inzendingen op het gebied van het Nederlandsche onderwijs niet te doen achterblijven bij de werkelijk veelbelovende Pruisische.
In de Nederlandsche commissie is het onderwijs vertegenwoordigd door de heeren prof. P. van der Burg, H.J. de Groot en prof. H. ter Meulen.