Neerlandia. Jaargang 13
(1909)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
men dagelijks meer taalinvallen verwachten, ja dan zal spoedig de tijd niet ver meer zijn, dat er een groote taalstrook zal zijn, waarop men niet zal kunnen onderkennen of men op Duitsch dan wel op Hollandsch daalgebied staat. Is het nog noodig deze stelling met voorbeelden uit de praktijk toe te lichten? Moeten wij herinneren aan onze medici, wier taalgevoel ten aanzien van deze grenzen door het gebruik van vele Duitsche boeken verstompt? Aan onze kooplieden met hun ‘bemerkingen’ en hun ‘en gelooven wij’. Aan onze Duitsch vertalende couranten-redacteurs, die in hun moeilijk bedrijf - dub el moeielijk aan de Oostelijke grenzen van ons land - zoo licht een van de vele Germanismen, die hen bespringen, bij zich houden. Aan ons geheele publiek, dat deftig van ‘belichting’, plat van ‘Ansichten’ spreekt en bijna altijd met Germanismen in de weer is? Waarlijk - het Germanisme, voilà l'ennemi! Voor onze taal. Maar door die taal ook voor onze onafhankelijkheid. Want zoo wij het gevoel verliezen voor het verschil tusschen Duitsche en Nederlandsche uitdrukkingen, dan is er alle kans dat de mooie kleine Nederlandsche taal onder den invloed van het groote Duitsch in betrekkelijk korten tijd verwordt tot een Duitsch dialect, dat alleen Duitsche woorden kent, welke het wat anders uitspreekt dan het Hoogduitsch. En als wij eenmaal onze taal kwijt beginnen te raken... |
|