Nederlandsche onderneming in Perzië.
In het Sept.-nr. 1906 van Neerlandia heeft de ingenieur D.L. Graadt van Roggen een beschouwing gewijd aan de Nederlandsche belangen bij de irrigatiewerken in Perzië. Sedert heeft hij onvermoeid gewerkt om van den Sjah de toestemming te verkrijgen voor de bevloeiing van Zuid-West Perzië. Thans is dit doel bereikt en het zal een Nederlandsche maatschappij zijn, die het grootsche werk zal uitvoeren, dat ten doel heeft een geheele woeste streek de vruchtbaarheid te hergeven, welke zij in vroeger tijden had.
Het bij uitstek Nederlandsch belang komt reeds dadelijk aan den dag bij de uitvoering van het graafwerk, den aanleg der kanalen en den grooten stuwdam bij Ahwaz.
De onderneming belooft ver strekkende gevolgen te hebben voor den landbouw, de nijverheid en ook de scheepvaart van ons land.
Voor onze betonfabrieken, onze grofsmederij en onze inrichtingen voor electrisch licht, opent zich een ruim veld van werkzaamheden en voor het vervoer van de vele werktuigen komt natuurlijk een Nederlandsche haven in aanmerking.
Zoodra de landerijen vruchten gaan dragen, kan een vloot van Nederlandsche vrachtvaarders werk vinden volgens den heer Graadt van Roggen voor den afvoer van producten, in het bijzonder graan en katoen.
Het pleit voor den wereldnaam van Nederland op waterbouwkundig gebied, dat in de ontworpen concessie wordt bepaald, dat de op te richten maatschappij haar zetel in Nederland zal hebben, dat een Ned. directeur haar zal besturen en dat de technische leiding in Perzië in Nederlandsche handen zal zijn.
Daar de concessie voor ongeveer een eeuw is verleend, kunnen te minste eenige geslachten van den Nederlandschen ondernemingsgeest partij trekken.