Over P.C.
Naar aanleiding van mijn stukje over het dwaze gebruik van p.c. dat dan pour condoler zou moeten beteekenen, heeft men opgemerkt dat onder p.c. zou moeten worden verstaan: pour condouloir.
In het gezaghebbend Fransch woordenboek, dat ik raadpleegde: de ‘Dictionnaire général de la langue française’ van Hatzfeld, Darmesteter en Thomas, vond ik se condouloir, als wederkeererd werkwoord en daarbij, behalve een voorbeeld in oud-Fransch dat hier geen dienst kan doen, een aanhaling uit Saint-Simon, waarin gesproken wordt van ‘Se condouloir avec eux de la perte que la France vient de faire’.
Bij het doen van rouwbeklag zou het dus moeten heeten: ‘pour me condouloir avec vous’ of op visitekaartjes verkort: p.m.c.a.v.
Wil men het daarmee soms beproeven?
Amsterdam.
J.N. VAN HALL.
Men heeft ook beweerd dat p.c. ‘par condoléance’ kan beduiden. Maar of dit in Frankrijk een gebruikelijke rouwbeklagterm is betwijfelen we. Wie kan ons daaromtrent zekerheid geven?
Red.
* * *
In aansluiting aan wat de heer Van Hall in het Januari-nummer van Neerlandia over de dwaze p.c.'s op naamkaartjes mededeelt, wil ik er op wijzen, dat ook het veelgebruikte p.f. in vele gevallen geen Fransch is. Een Franschman ‘félicite’ naar aanleiding van een overwinning, een met goed gevolg afgelegd examen e.d., niet omdat een nieuw jaar ingaat.
Wie een Nieuwjaarswensch met p.f. zendt, doet even dwaas als wanneer hij zijn vrienden en kennissen ‘hulde!’ zou brengen, omdat een nieuw jaar begonnen is.
Hoogachtend,
E. HASLINGHUIS,
lit. cand.
Leiden, 19 Jan. 1909.
Haarlem, 22 December 1908.
Geachte Redactie!
In Neerlandia van December 1908 komt een schrijven van den heer J.W. Hilbrander Jr. voor, over de vergadering van de Afdeeling ‘Jong Nederland’, op 25 Nov. Daarin staat op een eenigszins onduidelijke wijze vermeld, waarom het mij te doen was op dien avond, en wel zoo, dat men zou kunnen gaan denken, dat ik de vergadering had voorgesteld vanwege het A.N.V. een verzoekschrift in te dienen bij de Regeering. Dat was geenszins mijn bedoeling; gaarne zou ik dan ook zien, dat dit onder de oogen van de A.N.V.-ers kwam.
Ik heb daarentegen uiteen willen zetten, de wenschelijkheid om de verschillende fabrikanten, werklieden en anderen, die belang zouden kunnen hebben bij een patentwet aan te sporen om gezamenlijk een verzoekschrift aan de Regeering te richten, daar dit allicht meer zal uitwerken, dan wanneer enkele menschen dit zouden doen.
Wat betreft die nadeelen, die geopperd werden door den heer De Kanter, ik acht ze niet van veel gewicht. O.a. zei genoemde heer, dat ons land was een handelsland en dat handel te allen tijden door beschermende rechten benadeeld wordt.
Maar ons land heeft in hoofdzaak doorvoerhandel, en wel van waren uit het Rijngebied in Duitschland, als steenkolen en ijzer. Deze waren worden door Duitsche riviervaartuigen naar Rotterdam gevoerd, daar overgeladen in zeeschepen (meest Hollandsche) en dan verder gevoerd naar de Noord- en Oostzeehavens van Duitschland. Natuurlijk zien de Duitschers met afgunst aan. dat Duitsche waren door Holland naar andere deelen van Duitschland worden gevoerd; en reeds bestaan plannen om een kanaal te maken van den Rijn naar de Eems. Uit is het dan met den doorvoerhandel, waarmee zooveel verdiend wordt. Reeds ook voelt men de opkomst van Emden in Rotterdam. En daarbij Holland leeft niet alléén van handel, dat weet ieder.
Maar toch zouden er wel bezwaren kunnen zijn tegen een patent-wet. Steeds gaarne zou ik die willen vernemen, van ieder, die er mij gegronde zou kunnen geven.
Spaarnes Rust, Haarlem.
B. IJZERDRAAT.