De Friezen en het A.N.V.
De heer S. de Jong, uit Potchefstroom, zond een lang ingezonden stuk over deze kwestie, welks korte inhoud hierop neerkomt:
Schrijver is bang dat het art. in onze statuten: ‘Het A.N.V. is werkzaam voor de handhaving en verbreiding van de Nederl. Taal’ door de Friezen opgevat wordt als tegen het Friesch ook gericht. Er wordt z.i. te weinig rekening gehouden met het Friesch en juist nu dit herleefd is, zijn de Friezen te banger voor verhollandsching en te recht, zegt hij. Al is het niet met opzet, dit gebeurt.
Daarbij geeft hij staaltjes, dat er door de vertegenwoordigers van het Nederl. volk en het A.N.V. niet genoeg belangstelling in het Friesch getoond wordt en toch dit heeft ons hart: het Friesche lied klinkt ons mocier toe dan het Hollandsche.
Ook Dr. Schepers denkt er zoo over; dat bewijst hij met een aanhaling uit zijn Friesche Gedichten.
En zoo zullen er nog genoeg Friezen zijn ook, die wel hun Friesche bijbel, psalm en preek wenschen. Kortom: de statuten van het A.N.V. zijn te ‘bekrompen’, ‘zoolang de rechten van de Friesche taal daarin niet door het Verbond worden erkend’.
En toch is ‘samenwerking wenschelijk’. ‘De Friezen die in het buitenland zijn (en die tellen bij duizenden), kunnen ook bevorderlijk zijn voor de belangen van de Holl. taal, omdat zij in algemeenen zin ophouden Fries te zijn maar Nederlander blijven. De Friezen te zamen, vooral die in Friesland blijven kunnen leden zijn om de stoffelijke belangen te bevorderen. Wanneer het A.N.V. geen bedoeling heeft om in Friesland propaganda te maken voor de Nederl. taal en dat de Friezen te verstaan geeft, dan kan het strijden voor hun eigen taal voor de Friezen geen beletsel zijn om niet met het A.N.V. samen te werken, want... wij bedoelen geen bevorderen van onze taal buien eigen grenzen... Friesland is tweetalig en... zich vertrouwd te maken met de Nederl. taal is Frieslands voordeel, ik noem alleen Nederl. handel en letteren en dat weten de Friezen, maar dat mag voor het A.N.V. geen motief zijn om onder de dekmantel van ‘Frieslands voordeel’ het Ned. taalgebied ook in Friesland te zoeken.
En daarom A.N.V. erken en formuleer de rechten van de Friesche taal; en, leden van de Ned. stam, als uwe ooren de klanken opvangen van die eeuwen oude taal die ‘wij us memmetael neame’, betoon u hoffelijk’.
Geachte Redaktie!
Onder dankzegging voor het inzien van dit stuk van de heer De Jong, uit Potchefstroom, zou ik eenvoudig kunnen verwijzen naar vroeger geschreven stukken, maar ik mag zeker nog wel even de punten kort samen vatten.
Het geheel aangehaalde slot van zijn art. kan ieder Fries, en ieder lid van het A.N.V. onderschrijven: het is nooit de bedoeling geweest en ook nu nog niet om tegen het Fries te strijden. Ook in de toekomst mag dat nooit gebeuren.
De Boeken-Kommissie van het A.N.V. heeft dan ook aan het Hoofdbestuur van ‘It Selskip for Fryske Tael en Skriftenkennisse’ aangeboden ook Friese boeken te verzenden naar het Buitenland, waar men ze verlangde: het is geweigerd; men moest niets met elkaar te maken hebben. Ieder had zijn eigen taak. Op de van het A.N.V. nu uitgaande Taal en Letterkundige Kongressen wordt bij de gezellige bijeenkomsten altijd bij de Volksliederen ook het Friese gezongen. Het Hoofdbestuur van It S.f. Fr. T. en Skr. heeft maar èèns, te Kortrijk, bij toeval, er een afgevaardigde gehad. Dit jaar heb ik het voorgesteld op de algemene vergadering te Leeuwarden. Het is geweigerd. Dat noem ik bekrompen.
Niet het A.N.V. bevordert het Nederlands in Friesland, op de dorpen, maar de historie, het onderwijs, het verkeer (spoor en fiets enz.) doen dat.
Het A.N.V. bevordert wel de Friese stambelangen, want dat zijn de Nederlandse.
Dat er niet met zoveel woorden in de statuten van het A.N.V. staat, dat men niet strijdt tegen het Fries, ligt hieraan, dat de grote uitbreiding van de liefhebberij voor het Fries (sedert 1897) volkomen evenwijdig heeft gelopen aan de groei van het A.N.V. Toen die statuten werden vastgesteld hoorde men buiten Friesland ter nauwernood van het Fries; er was dus allerminst rekening mee te houden voor het A.N.V. dat zijn rol vooral buiten Nederland dacht te spelen. Of dat nu het geval wel is; of er meer rekening mee gehouden moet worden dan met Gronings, Overijsels, Limburgs enz., Vlaams en Afrikaans; dat kan bij een mogelik herzien van de statuten overwogen worden. Ik voor mij geloof niet aan de uitwerking van zo'n woordie in de statuten. De druppel zal de steen moeten uithollen en gestadig aan zal men moeten voortgaan met bestrijden van een bekrompen angst voor het A.N.V.; het zal bestrijden in liefde moeten zijn.
Ik hoop dat nu ten minste de heer De Jong overtuigd is. Zijn slot wijst er al op. Dank voor de opneming. Uw dw.,
Haarlem.
J.B. SCHEPERS.