Julius Sabbe.
Op Zondag 6 December werd aan den grijzen Julius Sabbe door de Brugsche Afdeeling van het Willems-Fonds een hulde gebracht, waaraan zijn Vlaamsche vrienden uit andere plaatsen van harte hebben deelgenomen. Het was Pol de Mont, die in de feestrede de flaminganten loopbaan van Sabbe schetste. Wie zou 't ook in sierlijker taal, met gloeiender geestdrift doen?
Te Brugge was het politieke feestviering. Neerlandia mag ook wel, buiten de politiek, herinneren aan die vruchtbare loopbaan.
Zes en dertig jaar lang is Sabbe leeraar geweest aan het Athenaeum te Brugge en heeft geslachten na geslachten met zijn Vlaamsche geestdrift bezield. Brugge heeft hem veel te danken. Zonder Bruggeling te zijn - hij werd te Gent geboren den 14 Februari 1846, het jaar toen Ledeganck zijn ode aan Brugge schreef - heeft hij de stad liefgehad als ware zij zijn vaderstad geweest en heeft gearbeid aan haar stoffelijke en geestelijke opbeuring.
Hij heeft den Bruggelingen den trots op het voorgeslacht ingeboezemd en zijn geestdrift heeft op de groote markt te Brugge het standbeeld van Breydel en De Coninck doen verrijzen. Hij heeft hun liefde en eerbied doen krijgen voor de monumenten uit een grootsch verleden. Van hem gaat het denkbeeld Brugge-Neurenberg uit en thans is Brugge de eigenaardigste, mooiste stad van België. Hij wou dat Brugge zou herleven uit zijn verval. Dat maakt hem tot den bezielden heraut van de Maere's grootsche plannen voor Brugge-Zeehaven. Aan zijn taaiheid in den strijd daarvoor is het grootendeels te danken, dat die plannen verwezenlijkt werden.
Van de Brugsche Afdeeling van het Willems-Fonds maakte hij een brandpunt van Nederlandsche beschaving.
Geen vraagstuk in verband met Vlaanderen's kunstroem liet hem onverschillig. Peter Benoit's Vlaamsche Muziekschool van Antwerpen was een stedelijke muziekschool. Hij wou dat ze zou worden een Koninklijk Conservatorium net zoo goed als die van Brussel, Gent en Luik. Dat is ze ook geworden.
Sabbe heeft zijn plaats in onze letterkunde als dichter en proza-schrijver. Hij was steeds een warm apostel van de Grootnederlandsche beweging, een trouw bezoeker van de Nederlandsche Congressen, waarvan hij een, dat van Kortrijk, met talent en gezag heeft voorgezeten.
Neerlandia gedenkt het dankbaar, dat hij, bij het verschijnen van het eerste nummer van ons orgaan te Gent op 11 Juli 1896, de vroegste geestdriftige medewerker is geweest en sluit zich aan bij de hulde, die hem thans gebracht wordt.