Die skoone Hollandske taal.
Bij de lezing van Hugo Verriest, dezer dagen te Hilversum gehouden, vertelde die fijne, geestige Pastoor over de jeugd van Guido Gezelle. Als 15-jarige knaap kwam hij als portierke op het Groot Seminarie; hij was dus niet langer bij zijn ouders, doch leefde in het Seminarie.
‘Thuisligger noemen wij dat in Vlaanderen’, verklaarde de verteller, die in zijn geheele voordracht voortdurend zoo'n krachtig propagandist voor zijn Vlaamsche taal was.
‘Hoe noemt gij dat in het Hollandsk, ons thuisligger?’, vroeg hij de zaal in.
En een bekend letterkundige, die ingespannen te luisteren zat, nu de eerste wilde zijn om den spreker te hulp te komen, met krachtige stem: ‘Intern!’
Daarop Verriest met zijn aardige, ondeugende stem, zijn frissche oude gelaat één guitigheid: ‘Ja, ja, die skoone Hollandske taal toch!’
(Alg. Hbld.)