Nieuwe woorden.
Van drie lezers hebben wij op ons stukje ‘Nieuwe woorden gevraagd’ antwoord gekregen.
Mevrouw Nellie van Kol schrijft:
‘Als men een automobiel “tuf-tuf” noemt naar 't geluid, waarom dan niet een motorboot “tufboot” noemen, ook naar 't geluid?
Met den tufwagen tuft men dan over de wegen, met de tufboot over 't water. Men gebruikt toch ook het woord “stoomen” voor spoorwagens en stoombooten. Men zou misschien ook kunnen spreken van een “watertuf”, wat makkelijker vloeit dan “tufboot”.
Bestaat er voor al die vliegmachines niet reeds een goed woord, “luchtschip”? Het zal toch altoos meer een schipperen met de winden blijven dan een luchtig vliegen, en voor het woord “zwever” vooral in zoo'n toestel toch wel een beetje erg onbevallig. Een “luchtschip” doet van zelf denken aan iets groots, dat met inspanning en beleid de natuurkrachten beheerscht’.
Tufboot (een ander lezer stelt dit woord ook voor), en watertuf mogen er, dunkt ons, beide wezen. En inderdaad, evenals men te water en te land stoomt, kan men op het vaste en het onvaste element tuffen.
‘Al die vliegmachines’ met het eene woord luchtschip aanduiden lijkt ons niet aanbevelenswaard. Want er is een kenmerkend onderscheid tusschen de bestuurbare luchtgevaarten, waarvan men tegenwoordig leest. Men heeft er die lichter, en men heeft er die zwaarder dan lucht zijn. Die lichter dan lucht zijn hebben een, met een of ander gas gevulden, bol, die ze omhoog tilt en zwevende houdt; die zwaarder zijn dan lucht worden door enkel beweging opgeheven en opgehouden. Het spraakgebruik nu heeft reeds aan de eerste - de bestuurbare luchtballonnen - den naam van luchtschepen gegeven, in onderscheiding van de tweede soort, de aëroplanen, in ons land al vlieg- of zweeftoestellen of -tuigen genoemd. Het gaat dus niet meer aan, beide soorten luchtschepen te noemen; trouwens de vliegtuigen zijn voor die benaming niet omvangrijk genoeg; eerder zou dan luchtboot in aanmerking komen.
Maar is de vorm en de beweging van zoo'n vliegtoestel onbevallig? Het is een kwestie van smaak. Wij voor ons hebben er, in afbeelding, al gezien, die ons zeer bevallig van vorm leken, en uit de beschrijvingen van de luchttochten der Wrights, van Farman en anderen moeten wij opmaken, dat de bewegingen dezer ijle luchtgevaarten sierlijk kunnen zijn als het zweven en zwenken van vogels.
De Eerw. heer L.J.J.M. Poell te Tilburg schrijft ons:
‘Naar aanleiding der vraag om nieuwe woorden meld ik U, dat wij wel konden zeggen: wij mo(o)t(t)erden de Zuiderzee op; en de gebroeders Wright vonden een zwever uit’.
Zwever lijkt ons aardig gevonden. In plaats van vliegtoestel of vliegtuig kon vlieger niet dienen, omdat het in het Nederlandsch reeds iets anders beduidt, maar dat bezwaar geldt niet voor zwever in plaats van zweeftoestel of zweeftuig. Allicht zullen er echter zijn, die de snelle beweging van de aëroplaan wel in het vliegen, maar niet in het zweven uitgedrukt vinden; al is 't waar dat ook met het woord aëroplaan het zweven op luchtagen is weergegeven.
En waarom niet moteren? Het ziet er wat raar uit en schijnt (niet bij den schrijver, die natuurlijk Latijn kent) op een bedenkelijke uitspraak van het woord motor te duiden, maar de klank is door het woord boteren bekend.
De volksmond doe in hoogsten aanleg uitspraak.
* * *
In de Kampioen, het weekblad van den Wielrijdersbond, stelt de heer W.P.A. Harte, naar aanleiding van ons stukje, een paar andere woorden voor.
De beweging van de motorboot zou hij vonken willen noemen. ‘De vonk hier is toch oorzaak, evenals het zeil van het schip (we zeilden) en de stoom van de locomotief en de stoomboot (we stoomden), van het voortbewegen van de motorboot. Het woord is daarbij kort en bondig, en makkelijk vervoegbaar, bijv. Een vonkboot, of liever nog vonker, en wij vonkten naar Marken enz.’
De heer Harte beproeft ook zijn vernuft op een Hollandsch woord voor aëroplaan. Hij stelt voor wieker met het werkwoord wieken. ‘De wieken van een vogel, de wieken van een molen, alle geven ze het denkbeeld van vliegen en draaien, en ze zijn, evenals het zeil van een schip (zeilen) en de stoom van locomotief en stoomboot (stoom) oorzaak van die voortbeweging’.
Ons bezwaar zou zijn, dat het werkwoord wieken, in dichterlijke taal van het vliegen der vogels gebruikt, ons nadrukkelijk de slaande beweging van de vleugels voor den geest brengt, en de vleugels van de vliegtuigen zijn bewegingloos. Wij hebben al wel gelezen van nieuwe toestellen, waarvan de zijwaarts uitstekende deelen te bewegen zijn, maar dat zou alleen voor het evenwicht dienstig wezen. In elk geval zijn er nog geen toestellen bekend die met die vleugels de vliegbeweging maken. De bladen der schroeven bewegen daarentegen zoo snel, dat ze er nagenoeg onzichtbaar door worden. Dit in aanmerking nemende, neigen wij er toe aan den naam zweeftuig of zwerver de voorkeur te geven. Het middel der beweging niet ziende, zal men, dunkt ons, den indruk krijgen van een toestel dat snel voortzweeft.
Met dat al blijkt er, dat men hier te lande ijverig zoekt naar een goed woord. Wij konden er wel eerder een rijk zijn dan goede zweeftuigen zelf. En er zoo te hebben in ons land is vooral van geen minder beteekenis.
* * *
In een volgend nummer van de Kampioen noemt een inzender het woord fluks, dat hij in de Nieuwe Courant voor vliegtuig heeft zien gebruiken. De redacteur van de Kampioen vindt 't al te makkelijk om op die manier woorden te bedenken, en beveelt op verschillende gronden, als niet minder goed dan fluks, aan: plots, klets, kwats, flits, flats, floeps, glits en schits. En voor een auto dan nog: rits.