Nederlandsche scholen in het buitenland.
Op het laatste Nederlandsche Taal- en Letterkundig Congres te Leiden is, onze lezers weten het reeds, het stichten van Nederlandsche scholen in Vlaanderen ter sprake gekomen. Het denkbeeld is nieuw, maar dat het kon worden opgeworpen bewijst wel dat in zekere kringen de behoefte daaraan zich begint te doen gevoelen. En kan dit verwondering baren, wanneer wij nagaan dat in ons land Duitsche scholen bestaan waar, altijd rekening gehouden met den bijzonderen toestand waarin België in taalopzicht verkeert, aan de kinderen van Duitschen oorsprong een Duitsch-nationale opvoeding wordt gegeven, opdat zij niet te zeer vervreemden van het land waartoe zij behooren en van de taal die hun moedertaal is? Behoeft ons dit te verbazen, wanneer wij zien, dat Frankrijk in ons land Fransche scholen sticht of ondersteunt, niet alleen met hetzelfde doel als Duitschland, maar ook om de Belgische kinderen wier omgangstaal het Fransch is tot zich te trekken, ten einde hen te doordringen van de Fransche beschaving?
Werd ooit door iemand ten onzent daar aanstoot aan genomen? Werd het ooit door iemand afgekeurd dat vreemdelingen in ons land gevestigd er eigen scholen op na hielden? En waarom zou het a priori dan ook niet mogelijk zijn dat Nederlanders alhier woonachtig het voorbeeld hun door Duitschers en Franschen gegeven navolgden? Het oprichten van Nederlandsche scholen bij ons zou des te meer te verdedigen zijn, daar er zoo dikwijls bij ons geklaagd wordt over de onvoldoende wijze waarop het Nederlandsch wordt onderwezen en omdat een aantal Vlamingen de wenschelijkheid beseffen om ook aan hun kinderen een ernstig onderwijs in het Nederlandsch te doen verstrekken, iets waartoe de Belgische scholen meestal niet in staat zijn, òf ten gevolge van den verfranschenden geest waarmee zij doordrongen zijn, òf ten gevolge van de gebrekkelijke opleiding in Nederlandsch opzicht van de leerkrachten.
Het zou te ver voeren dit vraagstuk hier in 't lang en 't breed te behandelen, maar het is wel een opmerkenswaardig feit, dat men niet alleen hier te lande, doch ook terzelfdertijd in Argentinië de behoefte aan het oprichten van Nederlandsche scholen begint te gevoelen. Ten einde alle misverstand te vermijden zij hier al dadelijk gezegd, dat er bij ons hoegenaamd geen sprake behoeft te zijn van specifiek Hollandsche scholen, maar wel van Nederlandsche scholen in de meest uitgebreide beteekenis, waar alle Nederlanders, Vlamingen dus inbegrepen, hun kinderen kunnen heenzenden, ten einde hun een goede Nederlandsche opvoeding te laten geven.
Intusschen kan hier reeds gewezen worden op het bestaan te Brussel van een ‘Nederlandsche Christelijke School’ voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs. Aanvankelijk was de titel alleen: ‘Christelijke School’, omdat het in het plan van de oprichters lag een school te stichten waar vooral Christelijk onderwijs zou worden verstrekt; doch aangezien zij werd opgericht en in stand wordt gehouden door Noord-Nederlanders te Brussel gevestigd, die er dus hun kinderen heenzenden, - alhoewel zij ook door Vlamingen bezocht wordt en het ook al eens een enkelen keer is voorgekomen, dat zij een Waal onder haar leerlingen telde, - kreeg zij als van zelf een Nederlandsch karakter en dit is het ook alleen dat ons hier aanbelangt. Het is ook met het oog daarop, dat wij haar onlangs een bezoek brachten, vooral omdat ons indertijd geruchten waren ter oore gekomen, die maakten dat wij aan dit Nederlandsche karakter wel eenigszins twijfelden.
Moge de toestand in dit opzicht vroeger wel wat te wenschen hebben overgelaten en moge hij hier en daar nog misschien wel voor een enkele verbetering vatbaar zijn, toch moet niet uit het oog worden verloren, dat het door het ontbreken van het gewenschte getal leerkrachten is dat die verbetering nog niet kon worden ingevoerd; en tevens moet men niet vergeten dat, in vergelijking met de andere te Brussel bestaande scholen, de toestand op de ‘Nederlandsche Christelijke School’ schitterend kan worden genoemd wat het onderricht en de kennis van het Nederlandsch betreft. De volgende opgave moge dit bewijzen:
Aan het onderwijs van de Nederlandsche taal worden per week besteed:
1e kl. 2e kl. 3e kl. 4e kl. 5e kl. 6e kl. 7e kl. 8e kl. 7¼ uur 7¼ 6½ 6 5¾ 5¾ 4 4 en aan het onderwijs van het Fransch:
1e kl. 2e kl. 3e kl. 4e kl. 5e kl. 6e kl. 7e kl. 8e kl. 1¾ uur 3¾ 5¾ 5½ 5½ 5½ 4 4
Op enkele vakken na wordt heel 't onderricht door het Nederl. verstrekt, zoodat b.v.b. in de beide hoogste klassen op de 27 lesuren per week 14 uren door het Nederl. worden onderwezen, terwijl 6 uren Engelsch en Duitsch door middel van die talen worden aangeleerd. Het onderricht van het Fransch in de lagere klassen bestaat in het aanleeren van kleine woordjes, die in den dagelijkschen omgang worden gebruikt. Het zou onzinnig zijn het feit te laken, dat aan het bijbrengen van de kennis van het Fransch alle mogelijke zorg besteed wordt, aangezien het Fransch een van onze landstalen is en vooral in Brussel - het is jammer dat het zoo is, maar het is zoo - over het algemeen de beschaafde omgangstaal is.
Van de vier leerkrachten, onderwijzers en onderwijzeressen, komen er drie uit Noord-Nederland; de schoolboeken zijn dezelfde als die welke in het Noorden worden gebruikt en het doel is om aan de leerlingen dezelfde kennis te verstrekken als het in Holland op de Hoogere Burgerscholen met drie-jarigen cursus het geval is.
Wij hebben ons bij ons bezoek kunnen overtuigen, dat de kennis van het Nederlandsch er zeer grondig is en in dat opzicht alle mogelijke waarborgen geeft.